287
met die voedingswijze is onherroepelijk ook de meerdere behoefte
aan beweging verbondendie in het oog van den Inlander het ka
rakter van rusteloosheid, van gejaagdheid aanneemt, en met zijn
behoefte aan kalmte en rust een scherp contrast vormt.
Moge men ook al de opmerking maken, dat bijv. bjj ons te lande
(Nederland) de mindere standen en vooral de arbeidende klasse zich
slechts hoofdzakelijk met plantaardig voedsel voedenuit bepaald
gebrek aan dierlijk voedselvoor onze koloniën gaat dit niet door.
Wij hebben gedurende ons tienjarig verblijf in de verschillende ge
westen onzer koloniën ons voortdurend kunnen overtuigendat zelfs
wanneer bij den Inlander weelde heerscht en het hem hoogst ge
makkelijk moet zijn, zich van dierlijk voedsel te voorzien, hij dit
toch slechts bij hoogst geringe hoeveelheden nuttigt. Het doel dezer
beschouwingen is uitsluitend, aan te toonendat de normale voe
dingswijze, den Noordelijken Europeaan eigen, in Indië geheel afwijkt
van de daar heersckende voedingswijze der bewoners.
In hoeverre het al of niet wenschelijk isdat de Europeaan in
de koloniën zijn voedingswijze meer regelt overeenkomstig hot lands
gebruik, dienaangaande laten wij de beslissing aan de medische facul
teit over. Maar wij willen toch niet nalaten te wjjze n op een zon
derlinge overeenkomst tussclien twee feiten, zonder evenwel gevolg
trekkingen te maken. Men weet, dat schapen zeer goed gedijen op
de armoedigste weiden, op een veld bijv. dat braak ligt, hetwelk in
den zomer herhaaldelijk omgeploegd wordt en dat dus slechts tijd
heeft, 0111 enkele halmpjes voort te brengen, die zij tusschen de aard
klonten opzoeken. Zij blijven daarbij gezond, leveren overvloed van
wol en hebben ook melk genoeg om hunne jongen te voeden. Brengt
men deze schapen op eene goed met gras bezette weide, dan worden
zij, zelfs wanneer dit afgemaaid is, zeer spoedig vet. Deze gemeste
dieren lijden echter alle aan leverziekte. Onder de Indo-Europeanen
is het voorkomen van leverziekte geen zeldzaamheid.
Uit al wat hierboven reeds is gezegd, zal blijken, dat wij het
aan „Een Infanterist" (1) niet kunnen toegeven, dat versch vleesch
de meest krachtige basis uitmaakt van ieder voedingssysteem. Maar
(1) „Een enkel woord over de voeding van den soldaat te velde." 1883, Xo. 8.