Een en ander over de betrekking- van Onderluitenant bij
het napen der Infanterie.
„Une des causes de la decadence d'une armee c'est le peu de con
sideration, accordée a PInfanterie. Tout doit tendre amettre l'Infanterie
„tres en honneur et a y attirer les officiers capables", zijn gedenkwaardige
woorden-van den sclierpzinnigen Franschen generaal Le wal, welke
als motto boven dit opstel zouden zijn te plaatsenware het niet, dat wij
ons hadden voorgenomen, ditmaal niet te schrijven over „capaciteiten".
Gelijk hierna zal blijken, wenschen wij slechts een blik te slaan
op de organieke formatiecijfers van dezelfde rangen bij de verschil
lende wapens en diensten van het Indische Leger, om daarna tot
het bewijs te komen, dat, behalve bij de Cavalerie, alweder bij die
zelfde „Reine des batailles" [en dat is de Infanterie in Indië bij
uitnemendheid], de meest ongunstige verhoudingsgetallen tusschen
de verschillende rangen zijn waar te nemen, en wijders ten slot
te aan te geven, op welke wijze daarin verbetering zoude zijn te
brengen.
Lettende op den zorgelijken toestand van 's Rijks schatkist, heb
ben wij intusschen vermeend, geen enkel middel tot verbetering te
mogen aanwijzen, waarvan de verwezenlijking het oorlogsbudget zoude
bezwaren.
Aan traktementsverhooging toch kan in den tegenwoordigen tijd
niet worden gedacht; te minder nu ook andere klassen van Lands
dienaren sedert geruimen tijd, met aandrang en goede redenen, om
loonsverhooging roepen en de Regeering, van uit haar standpunt,
nu eenmaal niet aan den een geven mag, wat de andere evenzeer
van noode heeft. De gulden tijd, waarin de Gouvernements-koffie aan
millioenen het tweevoud van het tegenwoordig bedrag opbracht, geen
tonnen gouds verslindende Atjelioorlog woedde, geen veepestgecom-
mitteerden behoefden benoemd te worden met den nasleep van af*