295 vermoeienissen en gevaren van het oorlogslevenvoor wie het wei nig benijdbare plantenleven op de meest afgezonderde kleine posten is ter zijde gelegd en die, als er bij andere dienstvakken perikel ontstaat, juist dan moeten bijspringen, alsof het korps Infanterieof- ficieren het algemeen depot van het Leger ware. Wanneer wij bijvoorbeeld eens de rij der officieren langs gaan, die sedert tal van jaren bij de Genie gedetacheerd zijn en alsdan de namen van zeer oude Infanteriekapiteins ontmoeten, die nog heel wat tijd vóór zich hebben, om bij hun eigen wapen tot majoor be vorderd te worden, terwijl te zelfder tijd bij het wapen der Genie een majoor dient, die zes jaren jongere ancienneteit dan de oudste dezer kapiteins heeft, vraagt men zich onwillekeurig af, of zulk een toestand bij een korps officieren van een en hetzelfde Leger niet wat ongezond is. Het is nu eenmaal zoo, dat een continued groot verschil in pro motie van het eene wapen bij het andere aanleiding geeft tot „malaise" bij het minder begunstigde officierskorps en tot ontevredenheid, welke den dienst niet ten bate komt. Wanneer, om een voorbeeld te noemen, een Infanteriehoofdofficier gedurende zijn ganschen diensttijd van allicht een kwart eeuw, de officieren der Militaire Administratie ten allen tijde de Infanterie in bevordering heeft zien voorbij ijlen, het woord „ijlen" is voor den Infanterist ten deze minder juist gekozen, dan wekt zulk een toe stand naijver op, die, niet van den edelsten aard, aan de kameraad schap nadeel toebrengt. Dit zoude niet aldus behooren te zijn, zal men ons protesteerend toeroepen. Doch tegenover die toeroepers dan durven wij staande houden, dat de mensch nu eenmaal zulk eene onkameraadschappelijke constitutie bij zijne geboorte heeft erlangd en dat zij zeiven, les pro tests tirs, op dien regel geene uitzondering vormen. In het afgetrokkene beschouwd, schrijft ons de leer der oprechte, ware menschenliefde voor, om nimmer naijverig te zijn op onzen meer beweldadigden natuurgenoot, ook dan als hem die weldaden tegenover anderer verdienste, billijkheids halve, niet toekomen; doch in het werkelijke leven ziet het er geheel anders uit. Die het anders zegt, verkracht o. e. de waarheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 306