303
bladzijde uit zijn betoog over te nemen, waar hij de positie van
die hooge onderofficieren bespreekt.
In de eerste plaats, zoo zegt de Heer De Meester, zien wij in
de invoering dier betrekking één der middelen tot oplossing der
kaderquaestie. In het leger toch zweeft voortdurend een categorie
van onderofficierendie aspireeren naar den officiersrangmaar door
gebrek aan voldoende ontwikkeling daartoe niet geraken. Zij ver
laten dan óf den dienst en gaan dus voor het leger verloren, óf
blijven, wanneer zij door omstandigheden belet worden weg te gaan,
in dienst hangen, maar presteeren, in hunne illusiën bedrogenniet
die diensten, welke men met recht van hen zoude kunnen verlangen.
Wanneer nu aan die menschen in de betrekking van adjudant
onderofficier dienstdoende officier een zoowel financieele al3 maat
schappelijk goede positie werd aangeboden, bleven zij niet alleen
voor het leger behoudenmaar zouden zij daarin zeer bruikbare
elementen vormen. Hoewel overtuigd, dat van het gros onzer of
ficieren een zelfs vrij hooge mate van ontwikkeling moet worden
geëischt, om uit hen bekwame aanvoerders te kunnen trekken, is
het toch ook ontegenzeglijk waar, dat die wetenschappelijke ont
wikkeling niet van allen behoeft te worden gevorderd.
Wij zouden voor elk wapen evenwel één categorie van officieren
wenschen, die, zij het dan ook, dat zij er langs verschillende wegen toe
kwamen, bij hunne bevordering allen aan dezelfde eischen hebben
voldaan; die eischen kan men hoog stellen. Maar naast deze we
tenschappelijk ontwikkelde officieren laat het zich uitstekend met
de belangen van het leger overeenbrengen, dat men een categorie
van dienstdoende officieren stelt, menschen, geschikt om in vredestijd
de kazernediensten te verrichten en den troep te oefenen, in oorlogs
tijd om een peloton in het gevecht aan te voeren, een veldwacht te
commandeeren enz., menschen m. a. w. van de practijk.
Aan hen den officiersrang te geven is zelfs met huune belangen
in strijd. Wie van de oudere officieren zou dit niet met voor
beelden kunnen staven?
Welke eischen wij aan den adjudant-onderofficier dieustdoend
officier zouden wenschen te stellen In algemeene trekken de vol
gende