306
Meer nog dan op zijne intellectueele vermogens zoude op zijn
karakter belmoren te worden gelet.
Bezield met zeer veel dienstijver, zoude men in den onderluitenant
moeten zien een militair van een doorloopend goed gedrag, zich nim
mer b. v. aan dronkenschap overgevende, een model-goed militair,
streng maar eerlijk dienaar en goed exerceerder.
Wil men ons tegenwerpen, dat thans het specimen van zulke on
derofficieren met de lantaarn van Diogenes in het Indische Leger
zoude gezocht moeten worden en dat men, met den besten wil, geen
50, veel minder 148 zoodanige onderofficieren bij elkaar zoude we
ten te krijgen, dan teekenen wij tegen die bewering geen protest
aan, doch wijzen er op, dat gaandeweg de toestand van het Indi
sche kader verbeteren zal door indiensttreding van betere elementen
en het in dienst blijven der goeden, die zich voorgenomen hebben,
later naar den hoogsten onderofficiersgraad te dingen.
Van het Nederlandsche Leger zal men dan wat minder veel ga
mers percés zien overkomen en wat meer solide militairen, wie
het ernst wezen zal, in Indië op avancement te dienen en lotsver
betering te zoeken, terwijl ook de gemiddelde doorslag der te Har
derwijk aangeworvenen er beter om worden zal, omdat menige Ne
derlander, die op de lagere school lezen, schrijven en wat rekenen
geleerd heeft, het bereikbaar zal achten, zich in het Indische Leger
eene toekomst te bereiden, die voor menschen in de burgerlijke sa
menleving van gelijke ontwikkeling gansch niet onbenijdbaar zal zijn.
Men zorge er echter voor, dat tusschen den luitenant en den onder
luitenant eene afscheiding blijve bestaan en juist daarom schreven
wij hiervoren, dat aan den laatsten in de kazerne of het kampement
een passend logies moet worden aiangewezen.
Beter zal het zijn, eene nettere woning in de kazerne aan te ma
ken, dan den onderluitenant te vergunnen eene particuliere woning
te betrekken.
De onderluitenant moet in alles zien, dat hij onderofficier is ge
bleven. Draagt men daarvoor geen genoegzame zorg, ook in zijn
maatschappelijke verhouding tegenover de officieren van de compagnie
en het bataljon, welke met hem niet als met huns gelijken zullen
moeten verkeeren dan zal de door ons bedoelde betrekking van