318
dienstendie ten gevolge van slecht weer of andere omstandigheden
worden afgelast.
Eene ganseh nieuwe afdeeling handelt over den „invloed van het
terrein."
Dewijl het terrein zijn invloed uitoefent èn op de houding van den
vurenden troep èn op de vuuruitwerking, wordt deze afdeeling in
twee hoofdstukken als het ware afgebakend.
Omtrent de „houding" wordt gezegd, hoe een man het geweer
zal houden achter een borstwering, in een loopgraaf en tirailleurput,
achter dikke en dunne hoornen.
Met het oog op de vuuruitwerking van den vijand (niet te ver
warren met eigen vuuruitwerking, waarover straks) is voorgeschre
ven, dat de man zich niet meer mag blootgeven dan tot het rich
ten op het doel noodzakelijk is.
Alleen bij het krachtige vuur van den aanvaller, dat diens laat-
sten beslissenden aanloop voorafgaat, moet echter, ten einde zeker
der tot dien aanloop te kunnen overgaan, nimmer de liggende, maar
de knielende of staande houding worden aangenomen
Betreffende eigen vuuruitwerking wordt gezegd, dat het terrein
onveilig wordt gemaakt over de ruimte, waarop de onderste scho
ten van den bundel bestrijkend zijntot daar waar de bovenste
schoten neerkomen.
Van de invalshoeken wordt vermeld, dat bij gelijken hoek de
onveilige strook nagenoeg even groot op horizontaal als op hellend
terrein is, en dat bij grooteren invalshoek de onveilige strook kleiner
en bij kleineren invalshoek de onveilige strook grooter wordt.
Dit verklaart, waarom men bij grootere invalshoeken spoediger
tot het gebruik van twee of drie vizieren moet overgaan en bij
kleinere invalshoeken daarentegen langer met één vizier kan volstaan.
Vermits evenwel de onveilige strook haar maximum bereikt, als
het laagste schot, dat over den rand der helling of de kruin der
Zeer zeker is dit geen nieuwigheid. Wij maken er dan ook alleen melding-
van als curiosum van „defineeren" overeenkomstig de terminologie van den nieuwe-
ren tijd.