325
den regel knielende op de kleine afstanden, staande op de groote,
terwijl ook het vuur op vier gelederen moet worden beoefend.
De afstanden, waaropgeschoten wordt, liggen tusschen 400 en 1200
M.; nochtans die van meer dan 700 M. slechts bij uitzondering nemende.
De afstanden zijn bekend of onbekend; in het laatste geval wordt
met één, met twee dan wel drie opzethoogten gevuurd.
Tot doel worden, evenals bij het snelvuur, één of meer sectieschijven
gebezigd, welke nu niet meer immer achter, doch ook naast elkaar
moeten worden opgesteld, om het aantal treffers zoowel in linie als
in colonne te bepalen.
Het aantal salvo 's per oefening bedraagt tieniedere oefening
wordt voorafgegaan door één salvo met losse patronen.
De strekking van het „groepenvuur" (vóór dezen niet in het regle
ment bekend als oefeningsvuur) iskader en manschappen op te
leiden voor het verspreide gevecht.
Iedere compagnie formeert voor deze oefening, naarmate hater
sterkte, één of meer groepen op oorlogssterkte (1), die of gelijktijdig,
óf, waar het schietterrein zulks niet toelaat, achtereenvolgens de oefe
ning verrichten.
Deze groepen bootsen tusschen de afstanden van 600 en 150 M.
met scherpe patronen na een gedeelte van een infanteriegevecht in
de voorste linie, volgens de in de Tirailleurschool aangegeven regels.
De manschappen zijn van 15 patronen voorzien, waarvan eenige
op den kortsten afstand, dien van 150 M., als snelvuur worden verschoten.
Het gevechtsschieten eindelijk is zoo goed als onveranderd gelaten.
Niet echter de compagnies-, doch de bataljonscommandant maakt
thans de onderstelling.
Mocht de vijandelijke tirailleurlinie voorheen tot op 300 M. gena
derd worden, thans is die afstand op 200 M. gesteld, onder voorbe
houd, dat er beneden de 300 M. niet zal geschoten worden dan op
schijven van de kleinste afmetingen.
Ook in het prijsschieten is verandering gebracht.
(1) Volgens de nieuwe Tirailleurschool is dit 714 man. Vier groepen mogen
niet sterker zijn dan 52 man.