DIENSTPLICHT IN NEDERLANDSCH-INDI
Sedert eenigen tijd wordt van verschillende zijden gewezen op het
nut, dat door het Leger zou kunnen worden getrokken van Indo-
Europeanen. Wellicht is het daarom niet onbelangrijk, de aandacht
te vestigen op het feit, dat dit denkbeeld niet alleen hier te lande,
maar ook in Engelsch-Indië is ter sprake gekomen. Dit blijkt uit
De Indische Gids van Augustus 1880. Daarin leest men onder het
opschrift: „Het Britsch-Indische dilemma," dat door den majoor
Grey C. S. I., in de Juli-aflevering van de Contemporary Review,
onder de middelen tegen de in Britsch-Indië aanhoudend ontstaande
tekorten, ook is gewezen op de mogelijkheid, om de Europeesche
Tn liet algemeen is het stelsel van vrij
willige werving te kiezen boven dat van
gedwongen lichting; doch de ondervinding
leert, dat die bron opdroogt, wanneer men
haar het meest noodig heeft, dat is gedu
rende den oorlog; maar eene goede weer
baarheid mag niet afhankelijk zijn van den
meerderen of minderen lust der vrijwilligers
om zich voor den strijd, die te wachten
is, aan te bieden. Er moeten dus wettige
middelen zijnom de legers aan te vullen
als dit door vrijwillige werving niet meer
mogelijk isen tot dat einde is ook voor
Indië het stelsel van gedwongen lichting
voorgesteld.
Redevoering, uitgesproken door den Luite
nant-generaal J. van S w i e t e n, bij de over
gave van het bevel over het Nederlandsch-
Indisehe Leger aan den Generaal-majoor W
C. von Sehierbrand, op den Ssten Au
gustus 1862.