331
worden geschapen, die in tijden van gevaar onbetaalbare diensten zou bewijzen.
Dat ook bij den burgerlijken dienst orde, stiptheid en ondergeschiktheid
niet zouden lijden, wanneer alle ambtenaren soldaat waren geweest, zal
wel niemand tegenspreken. Pruisen levert er het bewijs voor.
"Wanneer men overweegt, wat wij voor hospitalen, traktementen, pen
sioenen enz. dringend noodig hebben, dan zal men daarentegen voor de
aanzienlijke uitbreiding van het "Leger, vooral van het Europeesche
element (1), die de Heer v. d. K. verlangt, terugdeinzen. Daarom zou-
ivas in 1791 tevens leverancier van en handelaar in: indigo, zwavel, sappanhout en
koffieboonenalles tegen bepaalde qualiteiten en prijzen. In het algemeen was de
militaire commandant hoofdman over land en volk, vertegenwoordiger der Regeering
voor 's Lands bewind, koopmansmonopolie, vaderzorg en akkerbouw.
De bezetting van Batavia bestond op 1 Augustus 1795 uit 900 Europeesc.be krijgs
lieden, waarbij 400 zeelieden en 200 geboren Europeanen, alsmede 300 ingeborenen
der Europeesche klasse. De verdeeling was: een korps Cavalerie (lijfwacht), Euro
peanen; twee bataljons Infanterie-militie, meest vreemde Europeanen; een korps Ar
tillerie en Genie, Europeanen, en korpsen Zeelieden, meest Europeanen.
Maar bovendien bad men: 1° het korps pennisten (ambtenaar-soldaten) met 19
officieren. Dit bestond in 1773 uit twee compagnieën: één voor 't Kasteel en één voor
de Stad2° een compagnie Inlandsche Christenen met 5 officieren3° een korps vrij
willigers te paard met 3 officieren; 4° een compagnie ambachtsgezellen met 5 offi
cieren; 6° vier Inlandsche Christen-compagnieën voor de vier stadskwartieren; 7° een
korps Mardijkers en 8° korpsen Mooren, Mahomedanen, Baliërs, Boegies, Makassaren,
Maleiers, Amboineezen, Mandhareezen, Peranakans, Chineezen enz., alle onder eigene
hoofdlieden. Iedere landaard was afzonderlijk ingedeeld.
De hoofden heetten commandanten. Toen in 1781 te Batavia de tijding kwam, dat
Engeland aan de republiek der Vereenigde Nederlanden den oorlog had verklaard,
werden de Europeesche ingezetenen, de Inlanders en de Chineezen geoefend in den
wapenhandel; de buitenposten om Batavia met Inlandsch volk bezet; musketten uit
gereikt aan de Chineezen, en kwamen in November 3000 man hulptroepen van de
vorsten, die zich te Rijswijk legerden. Van af dat jaar dagteekent de oprichting der
Inlandsche korpsen. Op eigenlijk Java werd de Europeesche krijgsmacht (1500 kop
pen Europeanen) versterkt met hulpbenden gewapende Javanen, onder hunne eige-
geue hoofden.
Over het algemeen schijnt men toen het beginsel, dat ieder Landsdienaar, zoo
noodig, soldaat moet zijn, veel meer te hebben in practijk gebracht dan thans, en er
niet tegen te hebben opgezien, gebruik te maken van Inlanders voor de verdediging
onzer bezittingen. (Zie het medegedeelde door Hageman JCz., in het Tijdschrift voor
het NederlanUseh-Indiscfie Leger, 1864 en 1865).
(1) Onder het opschrift: „Handgelden" plaatste ik in De Indiër van den 5en Mei
1875 een opstel, waarin, naar aanleiding van een schrijven, zoo ik meen, afkomstig
van een verdienstelijk hoofdofficier, het volgende wordt gezegd