384 - betrekkingen kunnen gemist worden; nog weder anderen, die in oor- loo-stijd van hunne verwijderde standplaatsen onmogelijk zouden kun nen worden opgeroepen. Meer dan 1000 hoofden geloof ik niet, dat zij in oorlogstijd zouden kunnen leveren. Men ga maar na, dat de schutterijen, behoudens enkele uitzonderingen, samengesteld uit alle personen tusschen de 16 en 45 jaren, op Java niet meer dan 1312 hoofden tellen, terwijl onder de Europeesche schutterijen op de Bui tenbezittingen sterk 2284 hoofden, zijn begrepen (in de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Timor) de zoogenaamde Inlandsche burgers (afstammelingen van niet-inheemsche Inlanders), die verre weg de meerderheid uitmaken. Hoeveel van die schutters zouden brj mobilisatie werkelijk opko men? In 1871, in het bovenaangehaalde stuk, schreef ik: Van de diensten, die, wanneer een Europeesche vijand moest worden afgeweerd, door schutterijen en barisans (wij zondereu de Legioenen van Mangkoe Negoro en Pakoe Alam uit), zouden kunnen worden verwacht, stellen wij ons niet te veel voor. Zijn de schutterijen, als men alleen let op de intellectueele ontwikke ling van een groot gedeelte der schutters, prachtige korpsen" te noemen, toch gelooven wij niet, dat soldaten, waarvan de meesten bijna hun ge heel leven achter den schrijflessenaar doorbrachten, te velde bijzonder bruikbaar zouden zijn. "Wij laten hier nog de heterogeene bestanddeelenwaaruit die schutte rijen zijn samengesteld, en de uiteenloopende belangen van hunne officieren en soldaten buiten rekeningzoo veel is zekerdat een gedeelte der schutterijen uit niet-Nederlanders gevormd is, tengevolge waarvan tegen een Europeeschen vijand weinig samenwerking en onderling vertrouwen kunnen worden verwacht. Wil de Heer V. d. K. onbepaald vertrouwen stellen in den burger schutter en den vreemdeling-soldaat daarentegen dadelijk ontslaan, zoodra de oorlog uitbreekt? (1). Van de barisans zou alleen iets te maken zijn, wanneer men niet alleen tijd had tot oefeningmaar ook personeel om die oefening zoomede de werving op te dragen aan officieren en onderofficierendie hunne mi- (1) Zie bladz. 18 van: „De toestand van het Nederlandscli-Indische Legér," door J. A. van der Kruk. Batavia 1871.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 345