340 gepaaid met eene niet kostbare en toch'nette kleeding, zooveel mo gelijk overeenkomende met die van den landaard; een handgeld geëvenredigd aan den diensttijd, en indeeling niet te ver van de ge boorteplaats. De proef zou kunnen worden genomen. In ieder ge val moet iets worden gedaan. Met onze tegenwoordige legersterkte kunnen wij niet langer volstaan, en het voortdurend onder de wa penen houden van eene krijgsmacht, zooals vereischt wordt in tijden van oorlog of gevaar, is te kostbaar, dan dat dit doel zou zijn te bereiken. Zelfs in Europa wordt gerekend, dat een land, welks mi litaire macht alleen uit vrijwilligers bestaat, niet meer onder de wa penen kan brengen dan één tiende van het aantal manschappen, dat door een land, waar algemeene dienstplicht heerscht, kan worden opgeroepen. Is dit reeds daar het geval, dan moet het bijeenbrengen eenei voldoende krijgsmacht, alleen samengesteld uit vrijwilligers, in eene kolonie, zooals de onze, nog veel moeilijker zijn. Eene Inlandsche militie. Noodig acht ik haar. Maar, zal ze be staan, dan moet gebroken worden met de opwekking tot rassenhaat, die hoe langer hoe meer op den voorgrond treedt; dan moet de Inlandei beschouwd worden als een mensck van gelijke bewegingen als wijen dus met gebreken en goede eigenschappenen niet als de bruine broederop wien men met haat en minachting nederziet, omdat Hcderlandsch-Indië niet meer de voordeelen aanbiedt, die het gaf, toen het aantal Europeanen veel minder, en de Inlander veel meer taillable et corvéable a merci was. Dan moet niet het belang van het bevoorrechte rasmaar dat van de geheele bevolking, ook bij anderen dan bij de Regeering, op den voorgrond staan; dan moet de Inlandsche bevolking overtuigd worden, dat haar belang medebrengt, ons te behouden, omdat, wanneer zij overheerscht wordt door eene natie van avonturiers en gelukzoekerszooals die van Australië nog grootendeels is, hare ellende niet zou zijn te overzien. Haar voor zoodanige overheersching te behoedenis de plicht van het volk, dat gedurende bijna driehonderd jaren zooveel aan Indië heeft te danken. Deed het anders, 't zou schandelijk handelen. Maar juist daarom is de tijd aangebrokenom vooroordeelen ter zijde te stellen en te begrijpen, dat ook in Indië het „Eendracht maakt macht" de leuze moet zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 351