345 Welke waarde aan dit gerucht moest worden gehecht, doet weinig ter zake, daar de politierechter, bij de executie der opgelegde straf last had gegeven, niet alleen om den Boeginees enkel binnen de muren der gevan genis arbeid te doen verrichten, doch zelfs maatregelen te nemen dat de veroordeelde aan de oogen van het publiek onttrokken bleef. Het kwam dan ook niet tot daden van geweld. Eerbiedig wendden de gegriefde Boegineezen zich tot hun officieren en verzochten in nede rige termen, dat hun in het vervolg de schande zou bespaard blijven, wegens zoo kleine vergrijpen, evenals gewone inlanders, ten arbeid gesteld te worden aan de publieke werken. Aldus ongeveer was de stand der zaken, toen in de Locomotief van 15 October een als hoofdartikel geplaatst ingezonden stuk verscheen, ge titeld: „Een noodkreet uit het leger," waarin een zekere Koelo Sampejan, in den vorm van een rekest aan Z. M. den Koning, zich beklaagde over de noodlottige gevolgen, die het in werking treden van het Koninklijk besluit van 13 October 1882, opgenomen in Staatsblad 1883, No. 54, voor de Inlandsche militairen had na zich gesleept. En werd gewezen op het bepaalde bij art. 22 van dat besluit De militaire gevangenisstraf wordt ondergaan door Europeanen. enz. door Inlanders, zoo zij is opgelegd voor langer dan vijf jaren, als dwangarbeid in den ketting en, zoo zij is opgelegd voor niet langer dan vijf jaren, als dwangarbeid buiten den ketting," en de verzekering er aan toegevoegd „Krachtens dat Staatsblad, Sire, wordt dus het Indische Leger zelfs voor gewezen dwangarbeiders opengesteld." Koeló Sampejan zette uiteen, dat deze bepaling hoogst grievend was voor de Inlandsche militairen, wier superieuren het zich ten allen tijde tot taak stelden „ook in (hen) dat militair gevoel van eer aan te kweeken, dat het leven minder doet schatten dan een vlekkeloozen naam en ein digde met de navolgende ontboezeming: „Sire, Ontferm U onzer; Vernietig door uw machtig woord een besluit, welks toepassing ons in de oogen van heel de bevolking van Insulinde vernedert! Indien wij misdoen, laat de de gerechte straf ons opgelegd worden, maar door onze eigen officieren en naar onze eigen wetten! En, wat wij met den diepsten eerbied en de trouwste aanhankelijk heid U, onzen Koning en onzen beschermer, smeeken mogenbewaar, be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 356