350
uitnemend gezien van den wetgever, dat hij bij den aanhef der nieuwe
bepalingen introk het Koninklijk besluit van 4 September 1856, No. 92
(Stbl. 1857, No. 3) waarbij werd verstaan, dat Inlandsche militairen ook
wegens burgerlijke misdrijven kunnen worden verwezen tot de straf van
detentie. Deze bepaling noemt de schrijver eene juridische ketterij, in
breuk makend op de eerste beginselen van recht en billijkheid. „Welke
toch is de reden," vraagt hij„dat een militair wegens een commun
delict anders zou gestraft worden dan een niet-militair?" Is het om toch
vooral het militair eergevoel van den Inlandschèn soldaat niet te krenken?
Doch het bestaan van dat eergevoel kan toch nimmer een verzachtende
omstandigheid zijn bij delicten, als diefstal bijv., die rechtstreeks tegen
alle opvattingen van eer indruischen. Maar bovendien, het is een wan
begrip, dat Ivoelo Sampejan aan de straf van dwangarbeid buiten den
ketting of aan die van ten arbeid stelling aan de publieke werken een
onteerend karakter doet toeschrijven. liet misdjfniet de straf, onteert.
Eindelijk, ingevolge de circulaire van den Directeur van Justitie van 22
April 1872, No. 1069, gericht aan de hoofden van gewestelijk bestuur,
bestaan de beide straffen voor veroordeelde militairen feitelijk niet meer.
Bij die circulaire toch wordt bekend gemaakt, dat de regeering bezwa
ren heeft „tegen het te werk stellen aan de openbare werken van tot
dwangarbeid veroordeelde niet krachtens art. 2 4 van het besluit
van 14 Februari 1868, No. 12, met een briefje van ontslag uit het leger
verwijderde militairen", en als het meest geschikt middel om aan dit be
zwaar te gemoet te komen, aangewezen: „de ten arbeid stelling van zoo
danige veroordeelden binnen de muren der burgerlijke gevangenisten
einde aldaar tot werkzaamheden ten behoeve der gevangenis te worden
gebezigd."
Beter zoude Judex Militaris het geacht hebben, indien Koelo Sampejan,
in plaats van te velde te trekken tegen het Koninklijk besluit, Zijne
Majesteit onzen Koning eerbiedig verzocht had„afschaffing der ignomi-
neuse straffen van rotting ofte wel rietslagen," die thans nog worden
toegepast als disciplinaire correctie in het provoost- en detentiehuis en
waarvan ook bij de strafdetachementen te Klaten en te Ngawi een ruim
gebruik wordt gemaakt. Dat dunkt Judex Militaris grievender voor de
eer van het leger, dan dat de inlandsche militair wegens diefstal wordt
veroordeeld tot dwangarbeid buiten den ketting.
Wanneer echter de denkbeelden van Koelo Sampejan ingang mochten
vinden, dan staat er niets anders op „dan hen, die voor diefstal, oplich
ting, misbruik van vertrouwen, kwade administratie enz. hoe gering