352
Onbeantwoord bleef het artikel van Judex Militaris niet. In de Loco
motief van 30 October trok een „Hoeloebalang van het Indische Leger,"
met al de onstuimigheid, die men van hem verwachten mocht, daartegen
te velde. Na zijn sympathie voor Koelo Sampejan, zijn instemming met
Judex Civilis betuigd te hebben, opende hij het vuur.
Hij acht het een overbodig werk aan te toonen, dat een inlandsch mi
litair Nederlandsch staatsburger is, want, zegt hij, hoe dit onzen Javanen,
Boegineezen, Alfoeren, Menadoneezen, Maleiers, Afrikanen, Soendaneezen
Amboneezen en Niassers aan het verstand te brengen? Bovendien zou
het ook, in zijn oog, niet raadzaam zijn „den inlandschen soldaat met
den gewonen inlander over één kam te scheren en hem levendig te doen
gevoelen, dat hij in het oog van Nederland geen „orang Companie,"
maar een gewone koelie is, die slechts een lid uitmaakt der groote in-
landsche bevolking, welke dom genoeg is, zich door een handje vol bajo
netten in bedwang te laten .houden."
„Neen," vervolgt hij, „als het ergens ter wereld dringend noodig is,
om den militairen kastegeest aan te wakkeren en te onderhouden, dan is
het immers hier in Indië en de Regeering moest onzes inziens met alle
middelen, die haar ten dienste staan, er naar streven, om door verheffing
en afzondering van den meestal Moliamedaanschen inlandschen militair,
zich een leger te verschaffen, waarop zij in tijd van nood vertrouwen kan."
Ook teekent de schrijver protest aan tegen de statitiek van Judex Mi
litaris, volgens welke 50 °/0 van het leger zou bestaan uit „dieven, op
lichters, misbruikmakers van vertrouwen en kwade administrateurs" en
hij eindigt met een lans te breken voor het militair eergevoel, „dat echter
bij ons gepaard gaat met de eerbiediging van al wat er nobels en schoons
in de groote burgermaatschappij is, waarvan wij militairen een bijzonder
deel uitmaken een eergevoel, tot opwekking waarvan volgens het regle
ment van krijgstucht ieder militair moet bijdragen, en dat zeer zeker
niet hoog genoeg kan worden opgevoerd, daar het de bron is van edele
en grootsche daden, die tot roem van het leger dienden, maar ook tot
welzijn van den lande strekken."
Zooals reeds gezegd werd, oordeelde de redactie der Locomotief het
raadzaam, den strijd over dit onderwerp voor gesloten te verklaren. In
haar mailoverzicht van 27 October had zij intusschen niet betrekking tot
tot deze zaak nog medegedeeld, dat de Resident van Semarang een mid
del gevonden had, de ontevredenheid onder de inlandsche militairen uit
den weg te ruimen, door te bepalen „dat de militairen, die voor den
civielen rechter moeten verschijnen, door dezen alleen tot geldboete ver-