355
schreven, zooals ik reeds deed opmerken, zeer gebrekkig. De goede
zijde echter dezer regeling was, dat de rechter bij het opleggen van de
straf met den aard van het misdrijf kon te rade gaan. Droeg dit een
voor den delinquent onteerend karakter, zooals bijv. diefstal, oplichting,
misbruik van vertrouwen, dan kon de straf van dwangarbeid behouden
blijven (immers 's rechters bevoegdheid was geheel facultatief) en moest
de veroordeelde worden vervallen verklaard van den militairen stand;
droeg het dit karakter nietdan kon hij, door de bij het wetboek genoemde
straf door detentie te vervangen, het schadelijk en onbillijk gevolg vermijden.
Deze bepaling nu van Stbl. 1857, No. 3 is in den aanhef van het
nieuwe Koninklijk besluit ingetrokken.
De (jroote verandering, in den rechtstoestand der inlandsche militairen
door het Koninklijk besluit gebracht, is inderdaad voornamelijk het gevolg
van deze intrekking.
Of zij gewensclit was, of zij verstandig te achten is
Hier zie ik mij midden in de strijdende partijen. Terwijl Judex Mili-
taris geen woorden genoeg heeft, om zijn afkeuring over de bepaling
van Stbl. 1857, No. 3 uit te spreken, aclit Judex Civilis haar zoo
weinig verkeerd, dat hij van hare wederinvoering alle heil verwacht.
Wanneer ik mij in dezen strijd schaar aan de zijde van Judex Civilis,
ben ik verplicht vooraf mijn standpunt toe te lichten. De van overtuiging
blijk gevende, haast schreef ik bezielde, taal van Judex Militaris geeft
dien schrijver recht op eene ernstige overweging zijner denkbeelden.
Gaarne erken ik, dat ik in een beschaafden, in normale omstandigheden
verkeerenden staat, waar het leger uit den aard der zaak wordt gevormd
door de kinderen des volks, geen enkele reden vinden zou om tusschen
militair en niet-militair een scherpe grenslijn te trekken. De schoone
woorden van den heer Koolemans Beijnen, door Judex Militaris aangehaald,
beaam ik ten volle. Ik ga nog verder en acht de noodzakelijkheid van
een bij zonderen rechter voor militairen, die zich aan gemeene misdrijven
schuldig maken, hoogst betwistbaar. Zelfs zou ik den gewonen rechter
zeer goed in staat rekenen over militaire misdrijven recht te spreken;
hij heeft wel met ingewikkelder, met moeilijker te doorgronden toestanden
rekening te houden, dan met die welke in het leger bestaan! Yoor het
behoud echter van een specialen militairen rechter, oordeelend over militaire
misdrijven, pleit een niet weg te cijferen nuttigheidsgrond. Is de gewone
toestand van beschaafde staten gelukkig die van vrede, het bestaan van
legers wijst er op, dat nog een andere denkbaar is. Doet deze zich een
maal voor, dan zal men het verschijnsel hebben, dat een groote menigte