361 De politierechter te Semarang heeft, zooals de Locomotief heeft ver meld, getracht aan dit bezwaar te geraoet te komen, door als beginsel aan te nemen, dat bij zoogenaamde kleine opiumovertredingen door in- landsche militairen, dezen eene geldboete in plaats van de gehate ten ar beidstelling zal worden opgelegd (1). Het aangehaalde dagblad vraagt, of hiermede de wet niet ter zijde is geschoven. Zeer zeker neen, want artikel 23 van het opiumpachtreglement stelt op de bedoelde overtre dingen, wanneer zij door Inlanders werden gepleegd, een geldboete van honderd gulden of ten arbeidstelling enz. van ten hoogste drie maanden. De keuze tusschen deze twee straffen is dus geheel aan den politierechter overgelaten. Iets anders is het, of hij met het in achtnemen van dit beginsel het beoogde doel zal bereiken en of hij er in slagen zal, de Boegineezen bij voortduring in eene tevreden stemming te houden. De politierechter, die ingevolge art. 23 opiumpachtreglement boete wil opleg gen, mist de bevoegdheid deze boete naar gelang der overtreding hooger of lager te stellen, hij moet haar ten allen tijde bepalen op 100. Waar nu is de inlandsche militair, die een boete van 100 voldoen kan? En bij niet-voldoening zijn zonder eenigen twijfel, evenals bij art. 3 der nieuwe bepalingen is voorgeschreven ten opzichte van boeten door den militairen rechter opgelegd, de regelen van het gemeene recht van toepassing, die dan wel weder zullen voeren tot vervanging der geldboeten door dwang arbeid of civiele gevangenis, in ieder geval tot een plaatsen van den inlandschen militairen veroordeelde onder de burgerlijke autoriteit. Na deze - uitweiding, het Semarangsche conflict betreffend, keer ik tot mijn eigenlijk onderwerp terug. ding uitmaakt. Het Koninklijk besluit dateert uit een tijd dat de tweeledige onder scheiding in ons geschreven strafrecht nog' niet was aangenomen. En volgens de terminologie, die ook nog heden ten dage door de uitleggers van den, in 1S56 in Indië, zooal geen kracht van wet, dan toch gezag hebbenden Code Pénal gebruikt wordt, is misdrijf de generieke naam, die de species misdaadwanbedrijf en overtreding omvat. (1) Zoo toch zal men ongetwijfeld dat bericht moeten verstaan. Zooals het in da Locomotief voorkwam, droeg het de kenmerken der onnauwkeurigheid in zich. I)e Resident van Semarang heeft nooit kunnen bepalen, „dat de militairen, die voor den civielen rechter moeten verschijnen, door dezen alleen tot geldboete veroordeeld zullen worden." Zulk eene bepaling zou in hare algemeenheid eenvoudig onzin geweest zijn. Wat de Resident wel heeft kunnen doen en ook gedaan heeft, is den ambtenaar, die ingevolge art. 89 al. 2 Inl. Regl. namens hem de politierechtspraak uitoefent, in overweging geven om, wanneer inlandsche militairen ter politierolle terechtstaan ter zake van overtredingen tegen welke óf geldboete óf tenarbeidstelling is bedreigd, bij voorkeur de eerste straf op te leggen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 372