26
Gaat de vijand tot den aanval overdan handelt hij overeenkomstig
de ontvangen instructiën.
Uit het vorenstaande moet o. i. worden besloten, dat de in over
weging gegeven bijvoeging niet noodzakelijk is.
De beoordeelaardie deze bijvoeging voorstelde, is echter, blijkens
de laatste alinea van zijne aanteekening op deze ook van meening,
dat het zenden van bericht overbodig is, wanneer de veldwacht of de
posten bedreigd wordenomdat men bovendien de zekerheid heeft
„dat het geweervuur wel luid genoeg spreken zal, om aan de ne-
ven veld wachten te doen begrijpen, dat er wat gaande is."
O. i. is dit argument niet afdoende, om de besproken alinea geheel
te doen vervallenomdat het schieten in de linie ook een loos alarm
kan wezen, terwijl ook de posten en de veldwacht bedreigd kunnen
wordenzonder dat de eersten schieten. Bovendien is het voor de
veldwachten niet voldoende te weten, dat er wat gaande iszij moe
ten weten wat er gaande is.
Ve Hoofdstuk. Kondschapsdienst.
243. Tegen deze is alleen de bedenking gerezen, dat daarin
gesproken wordt van „ingezetenen" en „reizigers".
246. In de le alinea van deze is aangegeven„In eenen oorlog
„tegen eene geregelde macht wordt de nabijheid van den vijand in
„het algemeen merkbaar door een minder druk verkeer of onrust
„van de bewoners der streek."
Dit nu wordt ontkend, „dewijl" zoo wordt gezegd„in zoodanig ge-
„val de in de Java-zee of nabij de Wijnkoopsbaai ten anker gekomen
„vijand binnen den kortst mogelijken tijd den oorlog feitelijk begin-
„nen zal."
Dit argument bewijst niets voor de ongerijmdheid van het voorschrift.
Komt een 'vijandelijke vloot op eene reede met het doel een troepen
macht aan den wal te zetten, dan zal de bevolking van de naastbij
gelegen plaatsen hare gewone bezigheden niet blijven verrichten als
of er niets op handen was. Het verkeer zal dan minder worden.
Velen hunner zullen trachten hunne bezittingen in veiligheid te bren
gen. Dit is een uitvloeisel van onrust.
Landt de vijand en begint hij feitelijk den oorlogdan zullen deze