EENE RECTIFICATIE.
"VVeiDige dagen nadat in Indië mijn boek: Atjeh van 26 Decem
ber 1875 tot 4 September 1876. De offensieve handelingen der guerilla
meer algemeen bekend werd, heeft de Luitenant-Kolonel van het
Ned. Ind. Leger J. Visser zich bij particulier schrijven tot mij
gewend, waarin ZijnHoogEdelgestrenge op enkele gedeelten van
mijn werk wijst, die van mijne zijde dadelijke rectificatie vereischen.
Het eerste puntwaarop de Luitenant-Kolonel Visser mijne aan
dacht vestigt, is de oprichting van den post Atoë-Koord, waarvan
sprake is op bladz. 9 en 150 van bovenaangehaald werk.
In hoofdzaak komt de aanmerking van genoemd hoofdofficier neder
op de onjuistheid van 't geen ik op die bladzijden heb beweerd, met
betrekking tot het punt, waar Atoë-Noord had moeten liggen.
Volgens mij was den Luitenant-Kolonel (destijds Majoor )Vis s er
door den Majoor (destijds Kapitein) van den Generalen Staf F. C. E.
Meijer het punt aangewezen, waar genoemde post moest worden
opgerichtwelk punt ongeveer 500 M. meer oostelijk ligt dan de
plaats, welke tot de oprichting werd gekozenwelke laatste naar
mijne meening minder gunstig is.
De Luit.-Kol. Visser beweert, dat hem omtrent de juiste plaats
waar Atoë-Noord moest worden opgerichtniets is gelast of mede
gedeeld.
In 't kort luidt de geschiedenis, welke tot de oprichting van
Atoë-Noord heeft aanleiding gegeven, als volgt:
Toen de Generaal Pel zijn tocht in de XXV Moekims begon, om
het doel de vestiging der lijn Ivroeëng Raba Kroeëng Rija te
bereikenwas het hem bekenddat ten zuiden van Longbatah
eene groote sawah bestonddie grootendeels behoorde tot het gebied
dpr XXII Moekims. Van die sawah wenschte de Generaal zich mees-