376
Luitenant-Kolonel Visser mij de aangehaalde gevolgtrekkingen heeft
medegedeeld, dooi' mij bij de samenstelling van mijn werk niet ge
raadpleegd.
Dat rapport is in Atjeh opgemaakt tijdens ik daar de betrekking
vervulde van Chef van den Staf, en, omstandigheden, van welken
aard dan ook, wellicht de werkzaamheden, verbonden aan de toenmaals
ophanden zijnde expeditie onder den Generaal Wiggers van
Kerohem, zijn oorzaak geweest, dat ik destijds van dat rapport
geene of onvoldoende kennis heb genomen, zoodat de belangrijke
inhoud daarvan toen en ook later-mijne aandacht is ontgaan. Ik
vermeende dus, in de door mij gebruikte rapporten voldoende gege
vens te bezitten, om het gebeurde met het detachement-Van
Swieten te kunnen omschrijven en daaruit mijne gevolgtrekkingen
te mogen maken, zonder dat deze evenwel die strekking hadden,
welke de Luitenant-Kolonel Visser daarin, wat het vermelde
betreft in de noot op bladz. 118 van mijn werk, voor zijn persoon
heeft vermeend te moeten zien.
Mijne meening, n. m. die van in het bezit te zijn geweest van
voldoende gegevens, blijkt nu echter onjuist te zijn.
Gaarne doe ik daarvan openlijk mededeeling, opdat ik even openlijk
recht doe wedervaren aan hen, wier verrichtingen door mij uit
zooals nu eerst gebleken is onvoldoende officieele bescheiden wer
den beschreven.
Even gaarne leg ik dan ook de verklaring af:
le. dat uit de mij, door den Luitenant-Kolonel J. Visser, ver
strekte gegevens, in tegenstelling van 't geen door mij op bladz. 118
van mijn werk is geschreven, blijktdat aan den Kapitein J. M. E.
van Swieten wel kan worden verweten, dat hij, vóór den afmarsch
van Kota Radja, niet heeft onderzocht met welke personen hij moest
afmarcheeren; (1) of de gewapenden een voldoenden voorraad patro
nen hadden; of de signaalhoorns in orde waren; in het algemeen
dus, dat hij een blind vertrouwen schijnt te hebben gesteld in de
degelijkheid der indeeling en voorziening van zijn detachement door
hen, die te Kota Radja daarvoor hadden te zorgen, en vooral, dat
(1) De Lt. Kol. Visser meldt in zijn brief, dat tot heden nog niet is uitgemaakt,
welke personen het detachement-Van Swieten hebben gevormd.