DE MILITAIRE PENSIOENEN IN INDIË EN
IN NEDERLAND.
Toen wij onlangs in De Indische Gids (1) dooi' den kapitein van
den generalen staf W. C. Nieu wenhuij zen de meening verkondigd
zagen, dat de „regeling" der pensioensbedragen van de officiereu
van het Indische Leger, wel beschouwd, niet goed „geregeld" is, en
dat bij de laatstelijk daarin aangebrachte wijzigingen het, zijns in
ziens, beter ware geweest, de respectievelijk aan den kapitein en den
majoor toegelegde pensioenen van f 2000 en f 2800 op f 2400 en
f 2600 te brengen, namen wij ons voor, de pensioensbepalingen dei-
officieren van het Indische en van het Nederlandsche Leger en van
de Koninklijke Nederlandsche Marine eens van naderbij te beschouwen
en de vruchten onzer beschouwingen den belangstellenden Lezers van
dit Tijdschrift; ter overdenking aan te bieden.
De woorden, welke hierboven als „motto" werden neergeschreven
en die wij ontleenden aan een Duitsche brochure, getiteld: „Die
„Pensions-Gesetze für das Reichsheer und die Marine und die Pen-
„sionaire", zijn, naar onze meening, als beeldspraak, ook op het
gros der Indische officieren toepasselijk. Ook bij hen toch is vaak
het pensioen de laatste plank van het uiteengeslagen schip des levens,
waaraan de passagier zich heeft vast te klampenwil hij boven wa
ter blijven.
26
Die Pension ist haufig- die letzte Planke
aus einem gescheiterten Lebensschiff, an
die sich die Passagiere klammernum über
Wasser zu bleiben.
(Major Vogel.)
(1) November-aflevering. Recensio van de brochure van B r u t u s, getiteld: Eenig
wenken op Indisch-militair gebied.