407 nen aanwijzen, als „stukken van overtuiging" dat de militaire genees- heeren in Nederland veel facieier zijn dan hunne collega's in Indië, om te verklaren, dat de betrokken officier in en door den dienst infirm geworden is. Terwijl namelijk bij de officieren der Marine en van het Leger in Nederland, die, uithoofde van rheumatiek, gezichtszwakte, hart-, long-en buiklijden als anderszins, den militairen dienst verlaten, het regel isdat hun lichaamsgebrek wordt geachtin en door den dienst te zijn ontstaan, valt dienaangaande in Nederlandsch-Indië juist het omgekeerde verschijnsel waar te nemen. Tot hoe ver men in Nederland daarmede gaat, dewijl men, zoo het schijnt, in twijfelachtige gevallen de belangen van het individu boven die van de schatkist vermeent te mogen stellen, zou stof kun nen leveren tot zeer, zeer curieuse feiten (1). Of de geneeskundige commissiën, of de betrokken Ministeriën zijn dus in Nederland, om het zoo eens te noemen, te goedgeefs; öf die in Indië zijn te gouver nementeel te streng, ten prejudice van den vaak toch reeds zeer te beklagen, chronisch ziek geworden officier. Het verschil in behandeling bij het toeleggen van een al dan niet tamelijk levensonderhoud, waarop wij in de voorgaande regelen doeldenkomt dus te sterker uitnu de geneeskundige commissiën in Indië, in tegenstelling met die in Nederland, de clausule van „in. en door den dienst" zóó vervaarlijk fijn afwegen, dat het in het Indische Leger voorwaareen witte raaf is wanneer rheumatiek, lever-, long- of buiklijden aldaar aangenomen wordt, in en door den dienst te zijn ontstaan. Op de keper beschouwd nu zoude juist van de Indische doctoren op dat gebied wat meer toegeeflijkheid verwacht mogen worden, om- (1) "Wat bijvoorbeeld te zeggen van een officier van gezondheid, die nu een heel aardige burgerpraktijk in eene groote stad waarneemt en den militairen dienst met vol pensioen verliet, omdat hij na een beenbreuk wat slecht ter been was geworden; van een ander officier, die aan hartkloppingen leed en met vol pensioen heenging, omdat, volgens overgelegde certificaten, hij een jaar of zes te voren eens onlekker was geworden van het marcheeren op een hei, die toen een weinig onder water stond van weer een ander, wiens oogen niet heel best meer waren en die, een jaar of tien te voren, als instructeur op een cursus wat veel cahiers had nagepluisd. Enz, enz,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 418