408 dat de Indische officieren in en door den dienst aldaar vrij wat spoe diger verslijten dan hun Nederlandsche collega's. Auf den Exercirplatzen und in Bivouaks, speciaal in Indië, werden keine Jubilare grosz gezogen. Het gaat den Iudischen officier, om eene gemeenzame spreekwijze te bezigen, niet in de kleeren zitten, als hij eenige jaren te velde achter zich heeft; en men behoeft nu juist niet altijd met een kle- wanghouw of geweerschot persoonlijk te hebben kennis gemaakt, om voor deti verderen actieven dienst aldaar ongeschikt te worden verklaard. Niettemin ziet men als regel, dat de wegens ziels- of lichaams gebreken gepensionneerde Nederlandsch-Indische officier (1) met een minimum-deel naar huis gaat, terwijl zijn collega van de Land- en van de Zeemacht in Nederland doorgaans met vol pensioen den dienst verlaat. Uit de hiervoren medegedeelde staten A en B heeft de lezer tevens kunnen zien, dat voor den Indischen officier in iederen rang slechts één pensioen bestaat, hetwelk dus wordt toegekend zoowel aan hem, die kort als aan hem die vele jaren in zijn laatsten rang heeft gediend; en wijders, dat de pensioensbedragen der Nederlandsche subalterne officieren veranderlijk zijn, naar gelang de belanghebbende hooger of lager in de Naam- en ranglijst staat, dan wel langeren of korteren tijd in zijn laatsten rang heeft doorgebracht. In de Memorie van Toelichting, behoorende bij de pensioenswet der officieren van het Nederlandsche Leger, staat te lezen, waarom destijds de Begeering die pensioensklassen in de subalterne rangen wenschelijk achtte (2). Om de stelselloosheid der verschillende Nederlandsche militaire (1) Men behoort tot recht verstand hier wel te onderscheiden het geheel andere geval van „verwonding of verminking," in den strijd ontstaan, waarvoor ook de In dische officier recht op vol pensioen erlangt, onafhankelijk van den tijd, doorgebracht *n den laatst bekleeden rang en van het aantal dienstjaren. (2) Zie „Wet tot regeling der militaire pensioenen bij de Landmacht," met toe lichtende aanteekeningen door H. E, Kleijn, Referendaris bij het Departement van Oorlog.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 419