30
bepalingen op te nemen omtrent bentingclienstin de nabijheid
van den vijand, voor zoover die „dienst op de veiligheid betrekking
heeft". Als motief daarvoor wordt aangevoerd, „dat onze oorlogs
voering voor meer dan de helft in bentings wordt gelocaliseerd."
Hoe dit motief moet worden opgevat, begrijpen wij niet goed.
Door localiseering van onze oorlogsvoering in bentings treedt het
denkbeeld van een defensieven oorlog op den voorgrond, terwijl
juist al onze oorlogen een offensief karakter hebben gehad.
Doch dit daargelaten. De maatregelen, opgegeven in 't belang dei-
veiligheid eener benting, belmoren o. i. tehuis in een garnizoens
reglement en zijn opgenomen in een concept, dat in behandeling is
of geweest is.
Onder het hoofdstuk „Marschen" wordt eene bepaling gewenscht
omtrent de wijze, waarop in de nabijheid van den vijand natte sa-
wah's moeten worden overgetrokken.
O. i. worden te dien opzichte voldoende aanwijzingen aangetroffen
in de laatste alinea van de 37 en 57.
Verder wordt het der vermelding waard geacht, „hoe een troep
„in landstreken van twijfelachtige trouw aan het Vederlandsche
„gezag op zijnen marsch vermijden moet, bewoonde plaatsen te door
trekken of langs passars te marcheeren, omdat althans de Boeginees
„gaarne van uit den passar met blooten kris den twijfel omtrent
„zijne gezindheid pleegt te doen ophouden."
Een voorschrift in dezen zin komt ons minder wenschelijk zoo
niet schadelijk voor, omdat daardoor allicht het zelfvertrouwen
bij den troep wordt geschaad.
Veiligheidsmaatregelen te nemen in vorenbedoelde gevallen als
ook in andere, welke zich in Atjeh voordeden, komt ons noodza
kelijk voor.
Deze maatregelen zouden in 198 tusschen de 7e en 8e alinea kun
nen worden ingelascht, als volgt
„Wanneer konvooien door bewoonde plaatsen of langs druk be
kochte passars moeten trekken, waarvan de bevolking niet te ver
trouwen is, neemt een gedeelte van het be wakings detachement
„stelling om de bevolking in bedwang te houden, totdat het konvooi
„is voorbijgetrokken."