421 In de Nederlandsche militaire pensioenswetten nu (artikelen 16 en 17 van de Staatsbladen Nos. 127 en 129 van 1851, Marine en Leger) is daarvan geen sprake en moet het door den Nederlandschen officier opgedane lichaamsgebrek, wil het aanspraak geven op pensioens- verhoogingwel degelijk in en door den dienst verkregen zijn terwijl in geen geval die verhooging meer dan de helft bedragen mag, al zoude de betrokken officier, bij wijze van spreken, niet alleen blind zijn, maar tevens het noodzakelijk gebruik van de handen en de voeten missen. Bij de Oostenrijkers geeft men in het hier besproken geval eene „Yerwundungs- oder Verstümmelungs-Zulage", die evenwel geen rekening houdt met den rang of graad van den verminkten militair, doch uitsluitend zich naar den aard der verwonding regelt. De minste toelage bedraagt f 200 's jaars, die tot f 400 klimt, indien de belanghebbende een hand of voet mist. Bij het gemis van twee ledematen, bij blindheid op beide oogen, of bij het verlies van het gezichtsvermogen in die mate, dat nog slechts groote voorwerpen van zeer nabij gezien worden, of slechts licht van donker te onder scheiden isbedraagt de toelage f 900. Het verlies van het gebruik van een lidmaat, of wonden en kwetsuren aan hoofd, borst of onder lijf, welke eene volkomene en blijvende storing in de verrichtingen van belangrijke levensorganen teweegbrengen, worden met het gemis van een lidmaat gelijkgesteld. Deze Oostenrijksche regeling nu laat toe, om de toelage van ie mand, die b. v. het gezichtsvermogen op beide oogen en bovendien twee ledematen buiten eigen toedoen) verloren heeft, op f 1800 te bepalen. Zooals wij echter hiervoren aanteekenden, laten de Nederland sche, welde Indische pensioensbepalingen, geene cumulatie toe van de hier bedoelde verhoogingen boven de lielft. Wij maken met opzet melding van deze Oostenrijksche regeling, omdat deze te recht den toestand van blindheid meer hulpbehoevend beschouwt dan het gemis van twee ledematen. Zóó moest het ook ten onzent zijn. Het is voorwaareen groot verschil of men, als luitenant Oom- f u r i u sin den toestand van volslagen blindheid uit den oorlog

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 432