422 wederkeert, dan wel of men een stijven arm met een nog gebrekkig been beeft behouden Thans heeft de gepensionneerde kapitein Y i n k, die het gezichts vermogen op één oog en het noodzakelijk gebruik van één arm mist, dezelfde 50 procent pensioensverhooging als Comfurius, die vol slagen blind i3hetgeen te onbillijker tegenover Comfurius mag heetennu deze slechts de helft eener le luitenants-, kapitein Yink daarentegen de helft eener kapiteinsverhooging geniet. In afwijking van het Oostenrijksche gronddenkbeeldwordt de Indische pensioenskas dan ook slechts met f 100 's jaarlijks extra bezwaard, wanneer b. v. de Atjehers een soldaat blind schieten, doch met f 4500, wanneer een luitenant-generaal het gezichtsvermogen op beide oogen verliest. Ten laatste nog deze ongelijkheid. Wanneer een officier van het Nederlandsche Leger zijn militaire loopbaan aldaar eenige jaren voortzet en rustig en wel een tiental jaren, b.v. in 's Hage, gesleten heeft, treedt hij, bij lateren overgang bij het Indische Leger, aldadelijk ook in de pensioensvoordeelen van dat Leger. Heeft nu de door ons bedoelde luitenant slechts een twaalftal jaren in Indië te dienen, om wegens volbrachten diensttijd te worden ge- pensionneerddan kan het onzes inziens niet worden gebillijkt, dat zijn pensioen evenveel bedraagt als dat van zijnen ranggenoot, die gedurende twintig jaren bij het Indische Leger heeft gediend. In beginsel eenmaal aangenomen, dat de dienst in de koloniën, ook bij het verlaten van het Leger, door middel van hoo- gere pensioenen zooveel ruimer dan die in het meer rustige vader land behoort te worden beloond, gaat het immers niet aandien factor geheel te verwaarloozen ten voordeele van den officier, die dikwijls eerst na zijn dertigste levensjaar den Nederlandschen met den Indischen dienst verwisselde. Wel kan daaromtrent worden beweerddat in zoodanig geval de overgeplaatste officier, door zijn langer verblijf in Nederlandschen dienst, eerst zooveel later recht op pensioen kan doen gelden, doch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 433