428
Tot overmaat van ramp werd het Fransche korps door vijandelijke
stammen omgeven en lastig gevallen. Ouder deze treurige omstandig
heden zou menig bevelhebber voorloopig van den tocht hebben afge
zien, doch Clauzel meende, dat wanneer hij slechts oprukte, de
gezondheid van den troep wel zou terugkeerenenvervuld met
optimistische denkbeelden omtrent eene mogelijke vrijwillige over
gave van Constantine, begaf hij zich den 9den November op marsch,
zonder zelfs het noodige belegerings-materieel mede te voeren. De
colonne bestond toen uit 7270 man, waarbij nog moeten worden
gevoegd 1356 man Inlandsche troepen. Het terreindat doorgetrokken
moest worden, was weinig begaanbaar; het weder bijna voortdurend
ongunstig; de soldaten waren zwaar bepakt. Ieder man droeg o. m.
60 patronen en voor zeven dagen vivres.
Er werd aan Artillerie slechts eene veldbatterij meegevoerd en eenig
berggeschut. In het geheel kon dit geschut 1382 schoten doen. Die
Artillerie, hoewel onvoldoende voor eene belegering, bemoeilijkte
evenwel zeer den opmarsch. Yoor den transportdienst waren 328
muildieren bestemd. Yoor bruggen-materieel was niet gezorgd;
toch zou de colonne heel wat rivieren moeten passeeren. De am
bulancedienst was ten eene male onvoldoende en de troep was groo-
tendeels onderhevig aan koorts. Men ziet het, de Maarschalk had
alles tegen zich: het jaargetijde, de onbegaanbaarheid en de onherberg
zaamheid der door te trekken landstreek, de ziekte der soldaten, ge
brek aan Artillerie, aan munitie, aan geneesmiddelen. Toch besloot
de Maarschalk door te zetten.
Den 10den November kwam de expeditionnaire macht te Guelma.
Daar werd zij overvallen door een storm, vergezeld van stortbuien.
Sedert hield het slechte weder aan tot den 2lsten dier maand. De
soldaten hadden daardoor veel te lijden. Hoe meer men in het ge
bergte steeg, hoe kouder het werd. De kleeding was doornat en
nergens was eenig brandhout te vinden, om ze bij het bivouac-
vuui' te kunnen drogen. Bij dezen opmarsch stierven velen hunner
door afmatting, gebrek en koude. Doch het ergste was nog lang
niet geleden. Op den 21sten kwam de colonne vóór Constantine aan.
De stad verkeerde in doodsche stilte, doch toen Clauzel met zijn
staf vooruit reed en het vóór de stad gelegen plateau van Mansoe-