439
■wijze, waarop art. 210 C. W. is geredigeerd, is o. i. een protest
tegen deze opvatting.
Maarlaat het Metis niet koud, wat wij wenschen?
Is het hem niet onverschillig of wij zijn opstel goed- of afkeuren?
Wij, die den moed hebben gehad, over eene quaestie der rechts
wetenschap als liefhebber-jurist te spreken.
De banvloek is over ons geveld geworden. Metis zegt immers
op bladz. 23 bovenaan van N°. 7, A°. 1882, van het I. M. T.„de
ondervinding heeft geleerddat er geen grooter kivaad bestaat voor
„de studie der rechtswetenschap dan juist de liefhebber-jurist.'"
Intusschen vergat de Schr. deze woorden, toen hij op bladz. 25
van hetzelfde opstel gewaagde van eene samenstelling van de krijgs
raden uit mannen, van ivie men de zekerheid heeftdat zij studie
van het recht hebben gemaakt en ook ver der er zich aan zullen wijden.
Die mannen zijn toch officieren, geen meesters in de rechten,
dus dilettanten in de rechtswetenschap!
Wij gelooven, dat Metis wat al te bout is geweest in zijn oordeel
over de militaire commandanten, hun intellect wat al te gering schat
tend, daar waar hij hun geen enkelen uitgezonderd de bevoegd
heid ontzegt, om te kunnen beoordeelen of er al dan niet termen
zijn, een militair naar den krijgsraad te verwijzen, en daarom aan
Auditeurs-Militair die macht zou willen toegekend zien.
De geachte Schrijver vergeve ons, dat wij in het bezit van den
Meesters titel, die in Indië na een kort poosje griffierens tot het ambt
van Auditeur-Militair leidt, geene waarborgen zien, dat de
overdracht der bevoegdheid tot vervolgen eene verbetering zal zijn.
Heeft Metis in zijn werkkring het niet aangenaam kunnen vinden,
dat zijne in gemoede uitgebrachte adviezen, die het gevolg waren
van ernstige studie, niet altijd werden opgevolgd, dan behoort die
teleurstelling toch nog geen reden te zijn, om zoovele officieren,
waaronder met goedklinkende namen, enkel en alleen omdat zij het
Mr. voor hunne namen missen, allen zonder onderscheid als ongeschikt
te doodvonnissen. Of is het omdat een enkele met den Schrijver
van gevoelen durfde te verschillenzijne opinie niet prijs gaf, zonder
overtuigd te zijn?
Spreekt hier geene te groote prikkelbaarheid?