44B
te stuiten, werd geheel onverwachts de operatiebasis van de ruime
zeeplaats Alexandrië naar het veel kleinere Ismaïlia aan het Suez-
kanaal verplaatst. Eerst nadat de voorhoede te Ismaïlia geland
was, bekwam de Intendance hiervan bericht, en toen was het niet
meer mogelijk, al het benoodigde voor de verpleging van manschap
pen en paarden ter bestemde plaatse aan te brengen. Niettegen
staande dat kon men niet besluiten, tot requisitie over te gaan, en
volgde men het oude systeem, om de fourage en levensmiddelen
door vrijen aankoop aan te schaffen, waardoor de prijzen enorm
stegen, terwijl de arme landstreek niet in staat bleek, op deze wijze
de troepen te voeden. De manschappen werden nu op half rantsoen
gesteld, terwijl er als gevolg van dien toestand niet aan offensieve
handelingen viel te denken, voordat de voorraad levensmiddelen was
aangekomen en ontscheept. Het voordeel van de verrassing, waarop
men zoozeer gerekend had, ging daardoor geheel verloren. De
vijandelijke troepen bij Tel- el- Kebir groeiden daardoor steeds aan,
de verschansingen werden met eiken dag sterker, en terwijl het
zelfvertrouwen en de moed der Egyptische troepen met den dag
stegen, werd de toestand van het Engelsche leger steeds hachelijker.
Had men tegenover een Europeeschen vijand gestaan, dan zou een
catastrophe onvermijdelijk zijn geweest.
Het was de Kölnische Zeitungdie het eerst op den treurigen
toestand van het Egyptische korps opmerkzaam maakte en, hoewel
hare berichten als laster werden uitgekreten, duurde het niet lang,
of ook de Engelsche dagbladen begonnen klachten van denzelfden
aard te uiten, terwijl zij ten laatste de mededeelingen van de Köl
nische Zeitung volkomen bevestigden.
In het Parlement interpelleerde de woordvoerder der oppositie den
Minister van Oorlog over deze berichten, doch bekwam steeds het
steriotiepe antwoord: „dat tot nog toe geene berichten daaromtrent
bij de Regeering waren ingekomen."
Toen nu na het einde van den veldtocht de troepen in Engeland
waren teruggekeerd, werden de beschuldigingen tegen het krijgsbeheer
steeds heviger, zoodat eindelijk de Minister van Oorlog zich gedwon
gen zag, eene commissie te benoemen, om de gegrondheid van de
klachten te onderzoeken.