- 469
Wat den dooi' H. C. A. R. geopperden regel aangaat (pag. 24), dat in
een Indisch'eu velddienst alle door Europeesche toestanden noodza
kelijk gemaakte maatregelen moeten worden opgenomen, welke zich
bij een ruime fantasie ook in Indië wellicht zouden kunnen voor
doen, om daarna eerst mede te deelen, dat dit echter bijna nooit
ofte nimmer zal gebeuren, daaromtrent valt veel voor en tegen te zeggen.
Wij voor ons gelooven, dat, vooral met het oog op de daardoor ontstaan
de wanbegrippen, ook hier „Ie juste milieute verkiezen is.
Ten opzichte van het spelen op veldwacht meenen wij niet te
kunnen volstaan, met zwijgend H. C. A. R.'s zeer juiste gevoelens
(pag. 24) te beamen, maar willen we er nog eens op wijzendat bij
de enorme passie die onze Inlandsche soldaten bij het spel ontwik
kelen, dit op veldwacht al een zeer slechte maatregel zoude zijn,
om de waakzaamheid te bevorderen.
Zeer zeker zoude niemand der spelenden aan slapen denkenmaar
allen zouden doof en blind wordenen de remedie erger dan
het kwaad zijn.
Daarbijdienst is dienst en op veldwacht moet een ieder in hooge
mate doordrongen zijn van het gewicht der hem opgelegde plichten.
Evenwel verdient het middel in andere gevallen aanbeveling, b. v. b.,
om eene geheele, met overval bedreigde bezetting wakker te houden.
De nalezing der anticritiek voortzettendeteekeuen wij aandat
ook volgens onze meening in 272 een waarschuwing tegen de helaas
te dikwijls plaats gehad hebbende, zoogenaamde openlijke verkenning
op hare plaats geweest zoude zijn; hoewel zulk eene waarschuwing,
en hierdoor wordt dit verzuim zeer verschoonbaar, reeds in 247
voorkomt.
Alvorens tot de Algemeene Beschouwingen over te gaan, willen
wijom van het geduld onzer welwillende lezers niet te veel
te vergen, nog slechts een enkel bloempje uit den grooten lust
hof. wiedenwant plukken is het woord niet. Onder deze bloemlezing-
rangschikken wij b. v. b. het doortrekken van een Indisch bosch en
tirailleur met tusschenruimte (wij dachten hierbij onwillekeurig aan
het Engelsch plantsoen op den Goudschen singel) en het doorkruisen
van zulk een bosch (b v. b. in 't Madioensche of nabij Falembang)
door cavalerie (pag. 135). Daarmede in verband staat dan ook,