DE KOGEL ANDRE. Reeds lang vóór de vervaardiging van getrokken geschut en vuurwapenen had men begrepen, dat door het verhoogen der stabi liteit van het projectiel bij het afleggen van zijn baan, de afwijking minder en meer standvastig zoude worden. Doordat de zwaartepunten van projectielen, zelfs van ronde en volle, zelden samenvallen met de middelpunten van grootte, ontstaat reeds wenteling, die de luchtdeeltjes gemakkelijk doet wegvloeien en dus den luchttegenstand vermindert. Deze wenteling was echter te wisselvallig en men trachtte haar te beheerschen door de projectielen van eene bolvormige of ellipsoidale uitholling te voorzien. Hoewel dergelijke projectielen in Duitschland bij sommige gladde mortieren nog in gebruik zijn, verdrongen echter het getrokken ge schut en de getrokken vuurwapenen spoedig alle vroegere stelsels. De rotatie was hierdoor voor langwerpige projectielen eenigszins verzekerd, terwijl men door de beweging van den tol de baan dier projectielen verklaren en aantoonen kan, dat de stabiliteit veel is vooruitgegaan. Toch heeft men, ondanks jaren van studie, berekening en proeven, het nog niet ver gebracht in het beheerschen en regelen der banen van projectielen en is het nog lang niet zeker, dat getrokken geschut en geweren de beste oplossing van dat vraagstuk is. Men is nog zoo weinig zeker van soorten van trekken, van het vereischte aantal, de helling, den spoed enz., in verband met het te bezigen projectiel, dat b. v. de groote Krupp en zijne bekwame ingenieurs aan de Duitsche Artillerie een getrokken mortier van 21cm leverden, die door te sterke helling der trekken zeer slechte resultaten gaf. Daarentegen had de Oostenrijksche Artillerie, die denzelfden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 485