481 Hunne machines zijn van 5500 paardekracht, die aan de schepen eene snelheid van 17 mijlen geven. Zij zijn bewapend met twee 27cm, zestien 15™ Armstrong achterladers, zes mitrailleuses en vier buizen, om torpedo's te werpen. Omtrent de quaestie der spartorpedo's loopen de meeningen zeer uiteen. Hoewel die van Mac-Evoy als de beste bekend zijn, zijn de torpedo autoriteiten lang niet zeker, dat er geene betere torpedo's op andere wijze zijn aan te wenden. "Wij zijn het met den Heer R. geheel eens, dat één torpedo weinig is en moeten aannemen, dat, waar andere mogendheden kans zien er 4 mede te voeren, wij zeker wel twee torpedo's zullen kunnen opbergen. lie trefkans toch kan gering gemaakt worden en men zal zelden bij daglicht, maar meestal des nachts bij groote duisternis en ongunstig weer moeten optreden. Was er gevaar voor springen, dan zou vóór het denkbeeld van één torpedo veel te zeggen zijn. Is daarvoor weinig gevaar, dan is ontegen zeglijk het grootste aantal het beste. Wat het bewapenen onzer booten met licht geschut betreft en waar de Heer R. dienaangaande naar de Deensche booten verwijst, ook dit zal men hem moeten toegeven. Men vindt die bewapening bij alle torpedobooten van andere mogend heden. De Heer R. wijst er verder op, dat ook voor Indië de torpedo- quaestie van het meeste belang is en, hoewel wij in Indië nog geene torpedobooten hebben, releveert hij, dat stoombarkassen, op eene doelma tige wijze van spartorpedo's voorzien, goede resultaten kunnen verkrijgen. Is het beter de torpedobooten te vermeerderen of voor het daaraan te besteden geld do ramschepen van sparren te voorzien? Vermeerdering van torpedobooten is steeds te verkiezen, maar de geringe kosten, ver- eischt om de ramschepen van sparren te voorzien, kunnen geen bezwaar zijn, om niet het een en het ander te bewerkstelligen. Met de weinige voorbeelden, die daartoe den Sehr. ten dienste staan, heldert hij enkele zijner stellingen op en wij moeten verklaren, dat de brochure van den Heer R. met veel zaakkennis is geschreven en uit dat oogpunt zeker de aandacht verdient. Wij willen echter zijn werk ook uit een ander oogpunt beschouwen. In de maileditie van de Nieuwe Rotterdamsclie Courant, van 30 November j. 1., lazen wij eene korte beoordeeling der brochure door den Kolonel K1 is. Wij zijn het met dien hoofdofficier vrij wel eens. Met het oog op de eischen van de discipline is de brochure van den Heer R. sterk af te keuren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 492