Ranglijst, Emplacements- en Fornatie- STAAT VOOR DE OFFICIEREN VAN IIET WAPEN 483 werd afgezien, zullen wel gedeeltelijk haren grond vinden in de geringe waarde, die het Departement van Marine aan die bewapening hecht." Waar een schrijver een Ministerie nog al heftig aanvalt, mag hij zeker geene veronderstellingen maken. Hij moet in de eerste plaats weten. De uitdrukking zullen tvel is alzoo niet te verantwoorden. Yerdei', op bldz. 19 en 20: „In dezen toestand ligt eene ernstige beschuldiging tegen hen, die hem geschapen hebben. In de eerste plaats tegen" enz. Deze conclusie had in ieder geval veilig achterwege kunnen blijven. De Schr. werpt hierdoor den schijn op zich, opzettelijk personen te willne hinderen. Hoezeer wij den officier ook toejuichen, die door werken het goede wil bevorderen, evenzeer scharen wij ons aan de zijde van hen, die eene brochure als die van den Heer R. uit het tweede oogpunt ten hoogste afkeuren. Ook op bladz. 20 van de brochure is eene uitdrukking te vinden, die lang niet voor bescheidenheid pleit en aan iemand doet denkendie over het paardje getild is. De Schr. heeft zich daardoor het verwijt van den Kolonel Klis op den hals gehaald, dat men daaruit zou veronderstellen, dat alléén de Heer R. iets van den torpedodienst weet. Wij zijn daarentegen de meening toegedaan, dat vele officieren met den Heer R. grondig met de torpedo-quaestie en andere militaire vraagstukken bekend zijn. We kunnen echter niet nalaten, er de opmerking bij te voegendat het te wenschen waredat er onder de officierendie pretendeeren hette wetenwat meer werden aangetroffen die iets van zich lieten hooren. Hunne kameraden zouden daarvan profiteeren en onze militaire tijdschriften zouden in waarde toenemen. Januari 1884. Sita Dewi. der Artillerie. SoerabaiaGebrs. Gi m- berg Co. 1884. Prijs, franco per post, 1.60. Toen wij in Januari jl. werden aangezocht, het bovengenoemde druk werk in dit Tijdschrift aan te kondigen, hebben we getracht, van die op dracht te worden ontslagen. Waarom? Omdat we weinig goeds konden zeg gen en het schrijven van eene aankondiging dus een onaangename taak was. Welk doel toch vroegen wij ons toen afheeft de Samensteller van de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 494