500
Vij lezen verder niet, hoe gehandeld inoet worden met hen, die,
ofschoon voor een der hierboven genoemde diensten goedgekeurd
zijnde, nochtans niet genegen zijn, daarbij over te gaan.
Raadplegen wij het Model N°. 4 (behoorende bij de hier besproken
Algemeene Order), dan blijkt intusschen de bedoeling, dat men, om
bij den bureau- of hospitaaldienst te kunnen overgaandaartoe
ook genegen moet zijn.
Dit duidelijk te stipuleeren in art. 4, komt ons gewenscht voor.
Wij wenschen meer. Wij zouden lien, die geschikt doch niet genegen
zijn om bij den hospitaaldienst over te gaan, daartoe niet willen
dwingen; lichtelijk toch zouden de zieken het gelag er van betalen;
maar wij geven in overweging, deze militairen te doen overgaan bij
de Subsistentenkaders (boven de formatie), om tot aan het einde van
hun loopend verband benut te worden, als:
a. élève-kleer- of schoenmakers;
b. officiers-oppassers;
c. ordonnansen;
d. facteurs;
e. plantons (hospitaal, vleeschhal of cantine)
f. bibliothecarissen van militaire bibliotheken; of
g. werkers ot corvéeërs in kleeding-, wapen-, oorlogs- of andere
magazijnen van het Departement van Oorlog.
Volharden zij, na ommekomst van hun loopend verband, in hunne
weigering, om bij den dienst over te gaan, aangegeven door de ge
neeskundige commissiën, dan eerst reike men hun paspoort, uit, en
dan ook zonder onderstand in eensdaar het geheel van hen afhangt,
om in dienst te blijven, en zij dus niet geacht kunnen worden in
hulpbehoevenden toestand te verkeeren, maar veeleer gelijkgesteld
moeten worden met de zoodanigen, die bij dienstexpiratie geene
nieuwe verbintenis wenschen aan te gaan, en ook zonder eenigen on
derstand het Leger verlaten.
Al wat wij zooeven omtrent den onderstand aanvoerden, geldt
natuurlijk ook omtrent een toe te kennen gagemept aan Europeeschc
militairen, die eventueel, afgekeurd voor den militairen actieven dienst,
geschikt doch ongenegen zijn, om bij het schrijverspersoneel of den
hospitaaldienst over te gaan. O. i. behooren zij, door hunne weigering,