506
in stede van bij bet eerst opgegevene, bij een ander korps of bij een
ander wapen moge reëngageeren. Deze en andere praktijken wor
den wel eens te baat genomen, om het ontslag uit den dienst te
vertragen, eu het is ons van geloofwaardige zijde verzekerd, dat
sommige militairen, door het kunstig manoeuvreeren met het artikel,
hierboven aangeduid, hunne pogingen hebben zien gelukken, om in
stede van met paspoort, met gagement het Leger te kunnen verlaten.
Het komt ons voor, dat het belang der schatkist den eisch stelt,
dat deze kunstgrepen worden te keer gegaan. Dit kan geschieden,
door den korpschefs voor te schrijven, dat zij verantwoordelijk wor
den gesteld, dat personen, die in de termen zouden kunnen vallen,
door het indienen van herhaalde verzoeken, hun ontslag uit den
dienst te vertragen, en het Gouvernement te exploiteeren, onvoor
waardelijk aan hun eens te kennen gegeven verlangen te houden,
tenzij zij zich eerst voor paspoort en later voor reëngagement verklaren,
hetgeen ten allen tijde behoort toegestaan te worden.
Het belang der schatkist brengt ook nog mede, dat als regel
voortaan gelde, dat ieder militair bij reëngagement bij een ander
korps kunne overgaan. De weigering is doelloos. Immers de man,
wiens verzoek om i. c. bij een ander korps over te gaan, niet wordt
toegestaan, vraagt daarom veelal paspoort aan, om ter plaatse
aangekomen, waar hij het Leger zou moeten verlaten, zich bij tijds
te bezinnen en zich daar te reëngageeren.
Het Legerbestuur, dat geene pressie op een eens genomen besluit
laat uitoefenen, zendt in de meeste gevallen den gereëngageerde terug
naar het korps, waarvan hij afkomstig is, of waartoe hij feitelijk
nog behoort, en op zijn verzoek om indeeling wordt nu geen acht
geslagen (A. O. Ho. 35 van 1879, art. 28); en het gevolg hiervan
is, dat men, in stede van slechts eenmaal passagekosten voor den
man te bestrijden, dit nu tweemaal moet doen. Dit brengt alles behal
ve bezuiniging te weeg. Daarom gelooven wij, dat het privilege om bij
reëngagement de keuze aan den man te laten bij welk korps hij wenscht
over te gaan, op den duur het voordeeligst zal zijn voor het Gouvernement.
Art. 14.
Hier zouden wij het tijdstip van indiening van de dienstexpiratie-