507 staten nader geregeld verlangen. Het komt ons eene onbillijkheid voor, dat de militairen niet op den juisten dag, waarop hun dienst verband eindigt, gepasporteerd of gegageerd worden. Men komt op die wijze de overeenkomst niet na, die met hen is geslotenen hierbij is toch geene sprake van force majeure. Door te bepalen, dat de dienstexpiratiestaten op zoodanig tijdstip behooren ingediend te worden, dat de militairen, op den dag waarop hun diensttijd expi reert, hetzij met paspoort, hetzij met gagement kunnen afgaan op de plaats waar zij dit verlangen, zou het vraagstuk opgelost kunnen worden. Deze staten zouden dus eenige maanden vroeger dan thans moeten ingediend worden; voila tout! En wat aangaat de Europee- sche militairen, die naar Nederland wenschen te vertrekken bij om mekomst van hun verband; het tegenwoordig zoo drukke stoomboot- verkeer biedt ruimschoots de gelegenheid aan, hen op zoodanig tijdstip te doen embarqueeren, dat zij desnoods hoogstens een paar dagen rod?-, echter nooit na hunne dienstexpiratie deze gewesten verlaten. Art. 15. Het zou kunnen gebeuren, dat een adjudant-onderofficier, ser geant-majoor, sergeant of fourier, die het verzoek doet om zich te reëngageeren, door den korpscommandant niet alleen niet geschild geacht wordt, om in zijn graad te continueeren, maar zelfs ongeschikt om met eenig gezag te worden bekleed. Wij zouden daarom wen schen, dat op de dienstexpiratiestaten de korpscommandanten, be nevens het voorgeschreven! in art. 15, ook moesten vermelden, in welken graad zij belanghebbenden tot een reëngagement voordragen. Ook wenschen wij in overweging te geven, om op de paspoorten en gagementsakten hiervan melding te makenop de paspoorten met certificaat van goed gedrag in de rubriek „Staat van dienst", of bij paspoort zonder dat certificaat, onder de bewoordingen: „den ge- „pasporteerde zou desverkiezende het aangaan van een reëngagement „zijn toegestaan als fuselier of korporaalenz." Omtrent militairen, die met gagement het Leger verlaten, wegens volbrachten diensttijd of voortdurende ongeschiktheid voor den mili tairen dienst na dienstexpiratie, wordt niet geadviseerd omtrent het al of niet toekennen van een certificaat van goed gedrag; o. i. ten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 518