511 Moet nu art. 24 in verband met art. 23 zoodanig worden opgevat, dat strafexpiratiestaten niet worden ingediend, wanneer men wenscht te adviseeren tot wegzending met een briefje van ontslag? Of moet men in het laatste geval zoowel de staten tSTo. 7 als die van het Model No. 8 beide aanbieden? Art. 25. In dit artikel wordt aangegeven, dat, bij remplaceering, de militair, die den dienst wenscht te verlaten, èn zijn vervanger van denzelfden landaard moeten zijn. Hier doet zich dezelfde quaestie voor als bij het inschrijven van den landaard der militairen in het compagnies- administratieboek. De eene korpscommandant verlangt, dat de na tionaliteit zal worden vermeld, de andere, dat aangeteekend zal wor den tot welke categorie van militairen, wat betaling betreftde persoon behoort, b. v. Europeesch fuselier of Afrikaansch sergeant of Amboi- neesch korporaal of Inlandsch hoornblazer, enz. Dit laatste komt ons voor, de bedoeling te zijn van het Legerbe stuur; ook in art. 25. Er zal toch zeker wel niet verlangd worden, dat de Eur. fuselier, Italiaan, Duitscher of Zwitser zijnde, uitsluitend door een Italiaan, Duitsclier of Zwitser mag worden vervangenmaar wèl, dat de Europeesche militair zich niet door een Afrikaan, Amboinees of In lander, de Inlander zich niet door een Afrikaan enz., zullen mogen doen remplaceeren. Wij hoorden wel eens beweren, dat voor het Inlandsch element bij ons Leger geene plaatsvervanging wordt toegelaten. Dit lezen wij intusschen niet in het hier besproken artikel, en wij bestrijden die meening, ook omdat wij niet kunnen aannemen, dat ten deze met verschillende maten zal gemeten worden. Art. 26. Wij geven in overweging, den aanhef van dit artikel eene kleine wijziging te doen ondergaan, en verwijzen tevens naar het door ons bij artikel 9 aangevoerde. De practijk leert, dat een militair als vermist wordt gevoerd, zoodra hij op drie achtereenvolgende hoofdappèls mankeert, dus bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 522