512
verlofgangers, daags na expiratie van liet verlof op het namiddag-
of 2de appèl niet present zijnde.
Dit is intusschen nergens voorgeschrevennoch in den Inwendigen
Dienstnoch in het Administratiereglement. "Wel volgt Diephuizen
deze gewoonte, en vermeldt hij dit in zijn werkbij noot 330 de door
hem aangehaalde artikelen van het Regl. Inw. Dienst geven echter
uitsluitend aanwelke appèls dagelijks bij een korps gehouden
worden.
Raadplegen wij het Model No. 9, voor de signalementstaten aan
gegeven, dan blijkt weer iets anders; n.l. dat de man als vermist
wordt beschouwd op het oogenblik, waarop men hem het laatst in
het kampement zijner compagnie heeft gezien.
Het voorbeeld in het Model No. 9 geeft immers aan:
Vermist op 21 Juni 1878; terwijl, volgens de aanwijzing op het
achterblad, de man dienzelfden dag ten 5 ure :s namiddags de kazerne
had verlaten.
Moet dit voorbeeld als richtsnoer strekken, dan zal het wel eens
bezwaren opleveren, binnen 24 uren na de vermissing van een mi-
t.air de signalementstaten op te maken en te behandelen. Men zou
dan soms 's nachts moeten arbeiden, om de 24 uren niet te over
schrijden, of noodeloos te vroegtijdig die staten indienen en zonder
eenig nut te stichten de bemoeienis inroepen van verschillende
autoriteiten.
In de meeste gevallen zal dit overbodig zijn. Is er reden, om den
vermiste van misdaad te verdenken, dan zal men intelligent genoeg
zijn, om zonder eenig reglementair voorschrift de tusschenkomst van
het civiel bestuur, zelfs in het holle van den nacht, in te roepen, om
den misdadiger zoo mogelijk te doen opvatten; doch in de meeste
gevallen volgt op vermissing vrijwillige terugkomst, en wordt de
overtreding gepleegd, of om eenige dagen eigenmachtig verlof te nemen,
of wel om eeD roes ergens uit te slapen En voor die gevallen zou
men kunnen volstaan, dat de signalementstaten moeten worden
ingediend daags nadat een militair als vermist wordt gevoerd.
Men stelle tevens vast wanneer dit laatste moet plaats hebben.
Men verwacht veel heil van de signalementstaten, en te recht, anders
zoude men ze in sommige garnizoenen niet in zevenvoud doen opmaken.