520 omdat de rivier de Hummelwaarvan de oevers nog al steil waren overgetrokken moest worden. De manschappen stonden den geheelen dag tot aan het midden in het water, onder het hevige vuur van den vijand. Doch niets kon hun ijver doen verflauwen. Zij eindigden met de stukken op hunne schouders te dragen en zoo naar de bestemde plaats te ver voeren. Toen dit geschied wastrad het beleg een nieuwe phase in. Er werd besloten, ten einde tijd te winnen, om reeds op 150 M. van de stadsmuur een bresbatterij op te richten zonder eerst de gebruikelijke approches te maken. Terwijl men alzoo ongedekt bezig was, de batterij daar te stellen, had in den nacht van den 10den op den llden een algemeene uitval plaats, welke echter werd afgeslagen. Intusschen vorderde de arbeid aan de bresbatterij slechts langzaam, ten gevolge van de harde gesteldheid van den bodem en het gebrek aan zandzakken. De belegeraars beantwoordden geen vuur meer, doch werkten in stilte voort. Eerst den lldcn heropenden de Fransche batterijen het vuur en had de aanvaller het geluk, bres te schieten. Damrémont meende, dat het oogenblik gekomen was, om de vesting andermaal op te eischen. Een jong soldaat bood zich aan, om de sommatie over te brengen. Des anderen daags kwam hij terug met het antwoord, dat Con- stantine nog ruim voorzien was van krijgsvoorraad, en dat, als de Franschen soms gebrek daaraan kregen, men wel wat zou zenden; dat men overigens in Constantine niet wist, wat een capitulatie of een bres, maar wel wat een hardnekkige verdediging was. De 12de was een ongelukkige dag door het sneuvelen van generaal Damrémont, die zich wel wat te veel had blootgegeven. De tij ding er van maakte een diepen indruk op het Fransche leger, dat zoo onverwachts van zijn bevelhebber beroofd werd. Doch gelukkig bevond zich bij dit leger een generaal, die in alle opzichten geschikt was, om Damrémont op te volgen: het was Yalée, de chef dei- artillerie, die als oudste het bevel op zich nam. Inmiddels werd de bres al meer en meer vergroot. Nog eenmaal beproefde de bezetting een uitval, doch andermaal tevergeefs. Ahmed trachtte nu, onder handelingen aan te knoopen, maar Yalée antwoordde, dat hij eerst meester van de vesting moest zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 531