526 uitgezien, dat de maatregel verdeeldheid tusschen het militair en het burgerlijk gezag zou ten gevolge hebben, en dus aanleiding zou geven tot krachtsvermindering. (1) Maar overigens ben ik het volkomen eens met den schrijver van het opstel J'lnde et l'Algériein de Revue des deux Mondes van den lsten Augustus 1881, uit welk stuk Patriot het motto op bladz. 1 van zijn geschrift heeft geput, wanneer hij zegt: Qu'il porte ou non l'épaulette, ce qu'il faut demander surtout a un gouver- neur-général de l'Algérie, c'est d'avoir ce souverain bon sens qui nous affran- chit de l'esprit de secte et de tous les vices qui l'accompagnent, le jargon, les sots partis-pris, les facheux entetements, les beates infatuations, 1 etroi- tesse des idéés, l'habitude de regarder le monde a travers le trou d'une ser- rure ou d'une aiguille. Ce qu'il faut lui demander encore, c'est d'être un homme d'action bt d'expédiens. En evenzoo ben ik het eens met de door dien schrijver geciteerde woorden van M. Weiss, luidende: „Donnez-moi un civil coinme Haussez ou Dupleix, je vous tiens quitte des militairesdonnez-moi un militaire comme La Bourdonnais ou Bugeaud, je ne réclamerai pas de civil." 't Was dat eens zijn, 't welk mij bewoog, in mijn hierboven vermeld stuk, in De Locomotief van 1 Augustus 1888, te wijzen op den gedeputeerde te velde Sicco van Goslinga, van wien de generaal Knoop zegt, dat zijn strategi sche inzichten veel krachtiger, stouter en juister waren dan die van Marlborough, en wel omdat ik er het bewijs in vond, dat het er op aankomt, the right man in the right place te vinden, onver schillig cf deze zijne sporen als militair, dan wel als civiel staats ambtenaar heeft verdiend. P. meent dat het droombeeld van den Heer Van Lansberge was, aan Atjeh de zegeningen te schenken van een civiel bestuur. Wel mo gelijk. Maar hoe ontstond dat droombeeld? Hoe anders dan door 'tgeen der Regeering was voorgespiegeld door hen, die haar hadden diets gemaakt, dat het genoeg was, om aan Sumatra's Noordpunt in zui- (I) Zie hetgeen ik daar verder zeg omtrent de verkregene resultaten, die in be trekking tot de uitgestrektheid van 't veroverde gebied en zijne bevolking, een strijd over 't opdragen van 't hoogste gezag aan een Assistent-Resident ot Majoor, veel meer begrijpelijk zoude maken dan die, welke gevoerd wordt over het opdragen van dat gezag aan een Generaal of Gouverneur.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 537