538
Laat P. nu eens het eene tegen het andere in de schaal leggen, en
waarschijnlijk za.1 hjj zien dat het eene tegen het andere opweegt,
en dus het terugzenden der troepen in 1874 geene oorzaak is ge
weest van geldverspilling en nog minder van verspilling van men-
schenlevens. Maar wel is die verspilling' voortgevloeid uit het tel
kens en weder telkens zenden van troepen naar het terrein des oor-
logs, om toe te geven aan de eischen der partij van agressie.;
want die troepen hadden in Atjeh kunnen gemist worden, wanneer
men zich niet roekeloos en tegen alle waarschuwingen in had uitge
breid, tot het bezetten eener beperkte stelling, in reden tot het
geheele land weinig grooter dan de oorspronkelijke, maar die mil-
lioenen en weder millioenen schats en tal van menschenlevens meer
heeft gekost, dan de oorsponkelijke zou gekost hebbenschatten,
welke hadden kunnen worden bespaard en op andere wijzen veel
beter ten beste van het Leger hadden kunnen komen.
Op bladz. 27 spreekt P. over de pradjoerits en andere militaire
fantasiën van den civielen gouverneur, waardoor een groot aantal
Beaumontgeweren en patronen in 's vijands handen gespeeld en vele
onzer officieren en soldaten gedood zijn. Eilieve, heeft de politiek
van agressie den vijand geene Beaumontgeweren en patronen in han
den gespeeld? Werden onze soldaten niet lang vóór de invoering
van het civiel bestuur gedood en gewond met de geweren en patro
nen, door ons verloren ten gevolge onzer uitbreiding, en het daar
mede gepaard gaande overvallen van patrouilles Maar behalve dat.
P. is hier onbillijk tegenover den civielen gouverneur. Waar
schijnlijk weet hij niet, dat in het Koloniaal Verslag van 1880, op
bladz. 5, te lezen staat: „Daar" (in de IV Moekims) „en in de YI
„Moekims en Marassa werkte overigens een korps gewapende politie-
„dienaren mede, om de veiligheid te verzekeren. In Junij 1879"
(ik cursiveer) „werd namelijk door de Indische Regeering magtiging
„verleend om zulk een korps in dienst te stellen, bestaande uit 2
„sergeanten, 2 korporaals en 40 man (waarvan 4 bereden), gedeelte
lijk te trekken uit Palemba.ng en Benkoelen." En in het Koloni
aal Verslag van 1881, bladz. 4, leest men: „Yan de gewapende po
litiedienaren (zie vorig verslag bladz. 5, noot 3), wier korps in Oc
tober 1880 met 1 sergeant, 1 korporaal en 10 manschappen werd