542 aantal weerbare mannen in Groot-Atjeh op 50000, 't geen eene be volking van 250,000 zielen zoude geven. De Heer Mr. Der Kinde ren spreekt van eene vermoedelijke bevolking vóór den oorlog van 300,000 a 400,000 zielen. Een schrijver in het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indiê, van April 1881, stelt het oorspronkelijk zielen tal der III Sagi's, welke in engen zin de bevolking van Groot- Atjeh uitmaken, op 150,000. Neem ik, ten einde niet van over drijving beschuldigd te worden, liet laatste cijfer, dan krijg ik nog eene tot op V5 geslonkene bevolking. Maar daarom mag niet, zooals P. doet, worden aangenomen, dat al de ontbrekenden zijn over leden. Integendeel. Iloevelen ook door ellende en in den strijd zijn omgekomen, de meesten, door onze wijze van oorlogvoeren, vernielen en verbranden, verdreven en teruggedrongen, zijn zeer zeker op de grenzen van ons gebied, de bewoners der Ouderhoorig- lieden ophitsende en medeslepende, onze onverzoenlijke vijanden, die, tuk op wraak, in vgeheele familiën, van alles beroofdhet land rondzwerven en niets beter weten te doen dan den oorlog met ver twijfeling voort te zetten(1) Heeft P., die spot met de vreeselijke waarheid, niet gelezen wat Leroy Beaulieu in de Iievue des Deux Mondes van 15 October 1882 zegt van eenige duizenden onstuimige ruiters op de grenzen van Tripoli, of op de zuidelijke grens van Oran, die den Franschen troepen zoovele vermoeienissen bezorgen? Heelt hij niet gezien, hoe die schrijver waarschuwt tegen het terugdringen der Arabische bevolking in de woestijn, en de onophoudelijke wor stelingen plunderingenmoordengevechten zonder genade of rust, die de gevolgen zouden zijn van dergelijke dwaasheid? Zag hij niet, dat L. B. schrijft, dat het een oorlog zou zijn, niet van honderd jaren, maar een strijd van tien eeuwen? Hoe Frankrijk, wanneet- dat gebeurde, in Algerië niet 50,000, maar 200,000 of 300,000 soldaten zou noodig bebben? Hoe eene armzalige en verspreide be volking van 150,000 zielen, zwervende op de grenzen der bewoonde gedeelten van de groote Amerikaansche republiek, er nu en dan in slaagt, eene bevolking van 52 millioen zielen te verontrusten? En (1) De gecursiveerde woorden zijn van Observator, in de 5e Aflevering Indisch Militair Tijdschrift 1881. Hij, een tegenstander, werd door mij beantwoord in de A'os. 8, 9 en 10 van dat jaar.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 553