catie van Atjeh, in de Ootober-aflevering, jaargang 1881, van ge noemd tijdschrift, die zelfs verder wilde gaan, en zeer ten rechte in de afdeelingen ook de postcommandanten wenschte te belasten met de uitvoering van het burgerlijk bestuur; eene regeling, waaraan ik, ook als oud-civiel gezaghebber, groole waarde hecht, en die zeker zou bijdragen tot het besparen van aanmerkelijke geldsommen en vermindering van botsingen, zooals in den laatsten tijd, door het stoken van tweedracht, zoo dikwijls voorkomen. Vroeger toch be stond niets van dat antagonisme tusschen burgerlijke enjnilitaire staats dienaren. Ik heb als civiel gezaghebber rechtstreeks gediend onder assistent-residenten en nimmer onaangenaamheden gehad, en ook nooit vernomen, dat dit met mijne collega's het geval was. Militair of civiel, wij leefden in de beste harmonie. De officier was te zijner tijd ambtenaar; de ambtenaar te zijner tijd soldaat en aanvoerder. De overleveringen uit den tijd der O. I. Compagnie waren nog niet vergeten. Vanwaar de verandering? Moet de oorzaak ook nog gezocht worden in de hoog opgedreven examens, waardoor de in dividuen zich beginnen te beschouwen als lieden, die de wijsheid in pacht hebben en die daarom telkens meenen, dat ze worden over het hoofd gezien? Of wel, ligt de schuld aan onze brave laudge- nooten in patria, die als goede huisvaders er op uit zijn, zoo velen mogelijk van hunne zonen, voor welke hier eene plaatsing aan de staatsruif moet worden gezocht, naar Indië te zenden en de over voering der markt die daarvan, hoofdzakelijk wat betreft de amb tenaren, het gevolg is? Zeker is het, dat dikwijls door officieren zou kunnen worden gedaan, wat thans aan de laatsten wordt opgedragen. Ik cra zelfs verder en geloof dat het voor de schatkist eene niet geiinge besparing zou geven, wanneer de Regeering kon besluiten, gepension- neerde officieren, die verzoeken in s Lands burgerlijken dienst te worden herplaatst, niet terug te stooten. Velen hunner hebben toch den militairen dienst moeten verlaten, 0111 oorzaken, die hen volstrekt niet ongeschikt maken om den lande in burgerlijke betrekkingen te dienen. Zoo ook begrijp ik niet, waarom civiele ambtenaren, die b. v. wegens lichaamsgebreken ontslagen worden, maar later herstellen, niet mogen herplaatst worden. Overigens moet ik erkennen dat de actief dienende officieren, wanneer er sprake is van de herplaatsing

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 555