- 545 van een oud, weder bruikbaar geworden kameraad in de gelederen, zich daartegen even hard verzetten als de civiele ambtenaren tegen de opname in hun korps. Bij beiden treedt het dreigende spook, belemmering der promotie, steeds op den voorgrond. Maar hoe dit ook zij, zeker is het, dat niet met minachting mag worden neer gezien op ambtenaren, door de Regeering aangewezen voor zekere taak. Zij hebben aanspraak op medewerking, ook omdat dit in 's Lands belang is. Tegenwerking moet niet hun deel zijn, om dat hunne taak waarschijnlijk evengoed door militairen zou kunnen vervuld worden. Tast de Regeering mis of meent men dat Zij mistast: de ambtenaren moeten daaronder niet lijden. Bladz. 35 tot 37 worden door P. grootendeels gewijd aan de op heffing van Pakan Badak. Het doet mij genoegen, dat hij op bladz. 103 erkent, dat ik gelijk had toen ik beweerde, dat de toenmalige gouverneur van Atjeh niet Pakan Badak, maar Boekit Seboen wenschte te slechten. Of de militaire commandant geen van beide posten heeft willen inrukken, weet ik niet, maar wel, dat ik meen, in mijn stuk „Pakan Badak, Koerong Raba en nog wat", vrij overtuigend te hebben bewezen, dat het opheffen van Pakan Badak al bijzonder weinig nadeel kan hebben gesticht, 't geen trouwens wordt bevestigd door het gebeurde sedert de wederoprichting. Op bladz. 40 spreekt P. over eene bijdrage voor de korpsgeschie denis der Pruijs van der Hoeven pradj oer its. De qualificatie is onjuist. De naam ik heb het hierboven gestaafd moet anders zijn. Overi gens levert het afmaken van den Heer Smith weder eene bijdrage tot het schadelijke van het stelsel, te lang in Atjeh toegepast. ■Ben ik goed onderricht, dan was de moord eene wraukname voor het afmaken der 5 zendelingen van Njaq Hassan (zie het po litiek verslag van 9 20 April 1883), die door den Kedjoeran van Lohong, op aansporing van den posthouder van Kroeng-Raba (den Heer Smith) waren aangehouden en, toen zij zicli te weer stelden (1), werden afgemaakt. De ruimte in het Indisch Militair Tijdschrift is te beperkt, en mijne bezigheden laten bovendien niet toe, om P. op den voet te volgen. (1) Ik cursiveer. Waarom uiet: „bij eene poging tot ontvluchting?" Dit is een meer geijkte term.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 556