547 te Atjeh ter dood veroordeelde, die in de verste verte niet het geheele Atjehsche volk vertegenwoordigde. Zeker weet P. niet, dat die Panglima Tiban in de Penang Gazette van 23 Juni 1873 wordt beschreven als een Hindoe van de laagste klasse, die te Penang kwam als de clown van een wajangspel en, later naar Atjeh vertrokkenhet vertrouwen van den jongen Sultan won, door daden, die volgens onze begiippen niets minder dan vereerend zijn. 't Is overigens kenmerkend, dat de eenige man, die thans waarschijn lijk in Atjeh op onze hand is, niet een Atjeher, maar een vreem deling iswie de Atjehers vroeger beschuldigdendat hij hun land aan ons verraden had. Welk een bitteren haat moeten wij toch hebben opgewekt, dat thans allen in Atjeh zich tegen ons keeren, en niemand der ingeborenen meer te vertrouwen is. Echter zeer goed te verklaren Wij kunnen onze aanhangers niet be schermen en straffen hen, wanneer de vijand, doorgedrongen in hunne kampongs en woningen, ons daaruit aanvalt. P. schijnt geen vriend te zijn van den generaal Yan Swieten. De schen king aan den Radja van Gigken moet het ontgelden. Op bladz. 83 zegt P., dat de komst van vijandelijke benden uit Gighen zeker eene uiting van dankbaarheid is voor de vorstelijke gift van f 25000, hun ge geven voor het hijschen onzer vlag en de erkenning onzer souve- reiniteit. Wel een beetje ver gezocht. Nog niet zeer lang geleden heeft Gighen aangeboden, Kwala Gighen te sluiten, wanneer slechts de bekende kampong Lang door Pedir ontruimd wordt. Bentara Kemangan was in dat geval voornemens te Segli (rechteroever), onder het bereik van ons geschut, eene handelswijk op te richten en daar zelfs een huis te bouwen voor zijne vrouwen en schatten, tot waarborg zijner goede bedoelingen. Maar men heeft de partij van Pedir gekozen, dat steeds voortgaat eene minder schoone rol te spelen. Vandaar dat Gighen van ons vervreemd is en ons almede afvalt. De generaal Pel heeft een einde gemaakt aan het geven van nut- telooze geschenken, zegt P. Alsof later geen Pembrian Radja meet gegeven is!Weet P. niet, dat in het Koloniaal Verslag van 1879, bladz. 7, te lezen staat: „In den avond van 13 October 1878 onder- wierp zich ook Toekoe Bait, die den volgenden dag werd beëedigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 558