549 trouwen is. Ziedaar, tot hoever de tactiek der partij van agressie ons heeft gebracht. En nu zoekt zij haar heil in de invoering van 't civiel bestuurde stroohalm, waaraan zij zich vastklemt. Alsof al 't geen thans gebeurt, niet reeds sedert jaren bepaald en zonder weifelen voorspeld is. Op bladz. 89 veroorlooft P. zich het genot, om nog eens terug te komen op de telegrammen van den generaal "Van Swieten. 'tls waar, op bladz. 5 t/m 9 van de brochure „Atjeh geduvende de 2e ex peditie en later" is hetgeen hij daaromtrent zegt, naar mijn inzien, voldoende wederlegd; maar waarom zou hij daarvan nota nemen? Immers daardoor zou blijken, dat hetgeen hij zegt voor tegenspraak vatbaar is, en dit schijnt vóór alles te moeten worden verhoed. „Aangenomen echter dat de telegrammen van het oorlogstooneel „te gunstige verwachtingen deden ontstaan, wat dan nog? Er „zou bewezen zijn, dat 's vijands hulpmiddelen grooter waren „dan ze door den Generaal Yan Swieten geschat werden; dan wel, „dat een Nederlandsch bevelhebber, de telegraaf willende dienstbaar „maken tot het bereiken van staatkundige doeleinden, niet moet „rekenen op een gunstig resultaat." Zoo schreef ik op bladz. 9 van ge zegde brochure, er bijvoegende, dat ten volle was gebleken, dat hij zijne landgenooten toch niet kon beletten, zich op te werpen als berichtgevers van den vijand, door al dadelijk te wijzen op het min der waarschijnlijke der berichten of door uit te galmen, dat leger en vloot in slechter toestand verkeeren en volhouden onmogelijk is. En daarop, aan het slot, op den 15den October 1876, liet ik volgen: De generaal Yan Swieten is beschuldigd van optimisme, omdat hij na den val van den Kraton, op grond der Indische Krijgsgeschiedenis, bleef hopen op de toenadering des vijands. Die verwachting verleidde hem echter niet om naar het binnenland op te rukken of onze macht op te voeren boven onze krachten. Tegenover zijn optimisme werd een ander gesteld, dat zijner tegenstanders. Gebroken met de beginselen der hu maniteit, met kracht en voortvarendheid voorwaarts gerukt, eene laatste inspanning en Atjeh was ons. Gesteld zelfs, dat het ons gelukt ware of nog gelukte, Atjeh op die wijze te onderwerpen, wien zou of zal Nederland dankbaar moeten zijn? Hun, die ons gedwongen hebben het land, met vuur en zwaard ten ondergebracht, ook met vuur en zwaard) dat wil zeggen door 't als 't ware te bezaaien met bajonetten, ten koste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 560