558 steld, waren te werk gegaan, had de gewone vruchten gedragen. De on derworpen bevolkingen haakten naar verlossing, naar het nemen van wraak. Maar de Franschen hadden de macht, die voor een krijg, zooals zij meenden te moeten voeren, noodig is. En wij hebben ze niet. Ziedaar het onderscheid. Maar na 1871? In 1875 alweder een nieuwen opstand. In 18.76 expeditie onder generaal Osmond; eindelijk in 1881 de opstand in de pro vincie Oran, waarbij zoovele Spaansche onderdanen het leven verloren (1). Wel moet P. zijn verlegen geweest om argumenten, dat hij heeft durven wijzen op Frankrijk en Algerië, in verband met Nederland en Atjeh. En toch zijn er waarschijnlijk velen, die hem bewonderen. Ik zou hiermede Afrika kunnen laten rusten, ware het niet, dat almede eene vergelijking is gemaakt tusschen de expedities der Pranschen in 1881, tegen de Kroumirs en Tunis, en onzen oorlog tegen Atjeh. De Kroumirs, zoo is gezegd, brachten volgens geloofwaardige ge tuigen 12500 strijdbare mannen in het veld, maar Frankrijk heeft ze verpletterd, door ze als 't ware te omsingelen met een expeditie korps van 80000 man. Dat haddeu wij ook moeten doen en tevens .want de oorlog heeft zijne eischen ten minste wanneer ik de zaak goed begrijp, het prachtige voorbeeldons door Frankrijk gegeven wan neer het er op aankomt te branden en te verwoestennog wat flinker .moeten volgen dan reeds is gedaan. Twaalf duizend vijfhonderd strijdbare mannen. Moet men hier niet denken aan de overdrijving' \an den een of anderen opgewonden Franschman. Niet allen geven dat cijfer. Vóór mij ligt de Revue politique et littéraire van 9 April 1881, en daar lees ik: „Leur population totale n'est pas considérable „cepeudant, puisqu'on ne l'évalue guère qu'a 6000 habitants. (2) Ce sont (1) liet groote Frankrijk, zoo te zeggen aan zijne grenzen, het leven der vreemdelin gen, die zich onder zijne hoede gesteld hebben, niet kunnende beschermen. En er zijn dagbladen geweest, die uit pure vaderlandsliefde Engeland als 't ware hebben in den mond gelegd: straf ons voor 't gebeurde met de bemanning van de ISiseroü Van de Nisero gesproken, een der hoofdgrieven, die tegen den Sultan van Atjeh zijn aangevoerd, was dat hij geen macht had om de rooverijen der kleine barbaarsche staatjes tegen te gaan. En wij (2) Moet hier soms gelezen worden 60000 Men zou dan kunnen komen tot 12500 strijdbare mannen. Maar 12500 strijdbare mannen strijden nog niet allen. In ieder geval; 30000 krijgers, tegen 12500 mannen, die de wapens kunnen dragen, zou ook teekenen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 569