568 hoeloebalangs van Pau datar op. Den 29sten December ook eene compagnie Inlanders van Paja-komba. Tot een gevecht kwam het niet. Aanranding van ons grondgebied vond niet plaats. Naar de zijde de III Kotta's was echter Padang-beboengo door de benden Maleiers vermeesterd. De luitenant-kolonel J. van Swieten kreeg last om met 3 compagnieën en een handmortier tegen de III Kotta's op te rukken. Daarbij voegden zich een duizendtal gewapende Maleiers, onder de Ileeren Thouloup en Thonay. Het eerste gevecht werd geleverd op den 9<ien Januari 1845. Nadat de hulptroepen, ondersteund door 70 man Infanterie, den vijand hadden tot wijken gebracht, stuitte men op Padang-beboengo. Dit werd genomen, door het omtrekken der vijandelijke stelling. De luitenant Tichelaar met 50 man benevens den Heer Thouloup met hulptroepen rechtsde Iulandsche luitenant Simin met 20 man benevens de Heer Thonay met het andere gedeelte der hulptroepen linksaan onze zijde 4 ge- wouden. Bij het eigenlijke gevecht had het groot aantal hulptroepen, met uitzondering van eenige Maleiers van Agam en die van Batipo, geen wezenlijk nut bewezen. Branden vond niet plaats. Yolgde op den 12den Januari het nemen der versterkte linie vóór- de kampong Rangkia-loeloes, die des avonds ten 6 uur was ver meesterd en niet verbrand; op dén 13den het verdrijven van den vijand, welke die kampong trachtte te hernemen; op den 14den het door trekken der door den vijand in brand gestoken kampong Batoe- bedjaudang, hetgeen met groot bezwaar, wat betreft de munitie en pakkage, gepaard ging. (1) Den 15den op den marsch naar Sabi-ajer kwam men de colonne met eene witte vlag en groene takken te gemoet. Den 17den maakte de overste een aanvang met zijne colonne, compagniesgewijze, naar Solok te doen terugkeeren. Hij kon er trotsch op zijnde bevelen van Michielsom noch te brandennoch te verwoestenstiptelijk te hebben opgevolgd. Zelfs de hulptroepen hadden zich niet gedragen als Tartaren-zwermen. De civiele gezaghebber bleef achter, waar- (1) Wijlen de Heer Cl uwe, oud-lid der Algemeene Rekenkamer, die de drie laatste jaren ran den Java-oorlog medemaakte, verhaalde mij kort voor zijn dood, dat de eenige keer, dat hij bij die krijgsverrichtingen zag branden (door baldadigheid) de munitie bijna was verloren gegaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 579