569
schijnlijk met een gedeelte der hulptroepen. De spoedige terugkeer
droeg geenszins de goedkeuring weg van den generaal Michiels.
Nadeelige gevolgen vloeiden er niet uit voort.
Kort daarop onrustige bewegingen in het onafhankelijke landschap
Soengei-pago.
Den 3den Maart bekwam Van Swieten berichtdat de hoeloebalangs
tegen Solok in aantocht en reeds op ons grondgebied waren. Ook
de bevolking van Soepajang was beducht voor een vijandelijken inval.
Den 4den Maart rukte Yan Swieten den vijand met 2 compagnieën
te gemoet.
Den 5den trof hij hem aan en verdreef hem. Aan onze zijde slechts
één man van de hulptroepen gewond. Den luitenant-kolonel Yan
Swieten werd daarop bevolen, om Soengei-pago te tuchtigen. Onder
zijne instructies behoorde ook om het verwoesten van kampongs zoo
veel mogelijk te beletten. Tuchtigen had bij den generaal Michiels blijk
baar eene andere beteekenis, dan bij zijne quasi-navolgers. 't Was
overwinnen en eene boete opleggen, geëvenredigd aan de krachten
der bevolking, wier uitputting moest vermeden worden. Slechts 2
maal, en dan nog in zeer geringe mate, is hij gedurende de elf jaren van
zijn bestuur van dien stelregel afgeweken. Hij was het klaarblijkelijk
eens met den overste Hendriks, dat branden en verwoesten, zeer
enkele gevallen uitgezonderdde onderwerping tegenhoudt en den
vijand verbittert. Den 13den Maart werd de macht van Yan Swieten
opgevoerd tot 4 compagnieën en 2 handmortieren. Den 15den Maart
begonnen de bewegingendoor het oprukken der hulptroepen onder
den civielen gezaghebber Thouloup en den surnumerairen ambtenaar
Schminke. Den 213ten Maart vond men het défilé, toegang verlee-
nende tot de vallei van Soengei-pago, gesloten met verhakkingen
en 4 verschansingen. Deze werden aangevallen door de voorwacht
en de hulptroepen, onder kapitein Kroll, en vermeesterd. Bij het
voortzetten van den marsch op den 223'en vond men overal witte
vlaggen uitgestokenen was de expeditie geëindigd. Van Swieten
moest zich voorloopjg vestigen te Pasir-talang. „Door strenge en
„doeltreffende maatregelen was het hem gelukt, de verwoesting der
„kampongs te voorkomen, zoo dat geen enkel huis verbrand werd."
Toch was, zooals Lange op bladz. 498, lie deel, twee maal zegt,