574 kampongs in de Battalanden een tochtmede onder dien hoofdofficier, naar Niasen een aanslag op onzen post te Singkelbenevens eenige ongeregeldheden te Priaman bedwongen door eene militaire vertoo ning. Dit alles in 1848. Het doet mij leed, den Lezers van het Indisch Militair Tijdschrift voorgaand, vrij dor extract uit: Het Nederlandsch-Oost-Indisch Leger ter Westkust van Sumatra, door H. M. Lange, IIe deel, bladz. 300—547 te hebben moeten opdisschen. Zeer zeker is de lectuur minder aangenaam dan die van extracten uit blijspelen en verzen van Lefebvre en Schiller. Maar tevens meer leerrijk voor hem, die vergelijkingen wil maken tusschen de krijgsverrichtingen onder Michiels ter Sumatra's Westkust en onzen lateren oorlog in Atjeh. Immers wordt er door bewezendat Michiels niet had te strijden tegen een geheel volk; dat bijna altijd een gedeelte der bevolking met en voor ons streeddat in vele gevallen onze hulp werd inge roepen tegen landgenootendie men een bitteren haat toedroegen dat de bevolking ons bijna overal behulpzaam was in het vervoeren van geschut en munitiein het aanleggen van wegenen het ver krijgen van levensmiddelenterwijl wij steeds te doen hadden met partieel verzet en samenwerking bij den vijand geheel ontbrak. Op bladz. 94 van „De Waarheid" zegt de generaal Van Swieten „Hij" (A. V. Michiels) „meende, dat de spoed, elders zeer aanbeve lingswaardig, het in de meeste gevallen voor Indische Oorlogen niet is; dat voor deze de overhaasting licht in onvoorzichtigheid ontaardt, en dat deze geene deugd is voor eenen bevelhebber." Tegen die woorden komt P. in verzet. Hij beroept zich op ee nige woorden uit de geschriften van Michiels, om het tegendeel te betoogen. Maar de feiten. Is het onwaar, dat Daloe Daloe eerst werd genomen ruim 15 maanden na dat Bondjol was gevallen, en dat Michiels, niets ia de waagschaal stellende, slechts langzaam krijg voerende in die richting voortschreedzoodat de operaties in het laatst van 1837 begonnen, nadat nog in Augustus 1838 do onder nemingen waren gestaakt, om onderhandelingen aan te knoopen, eerst op den 29sten December van dat jaar met den val van Daloe Daloe eindigde? Is het onjuist, dat tegen Baros en Singkel eerst geageerd werd twee jaren na dat door de hoofden onze hulp was ingeroepen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 585