RIA.
Crimineel Wetboek voor iiet Krijgsvolk te Lande.
Wijze van toepassing van artikel 14 van het Koninklijk besluit cld. 13
October 1882, No. 26 Indisch Staatsblad 1883, No. 54.)
Door Semper estis fideles werd onlangs de opmerking gemaakt In
disch Militair Tijdschrift No. 3 van 1884, bladz. 343), dat bij de rege
ling van de straffen, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van den 13den
October 1882, No. 26, tot wijziging van het Crimineel Wetboek voor het
Krijgsvolk te Lande, vaak zeer onlogisch is te werk gegaan.
Als voorbeeld wijst hij er op, dat de bijkomende straf van plaatsing
de 2e klasse van militaire discipline niet mag worden toegepast op per
sonen, die zich reeds daarin bevindenzoodat een betrekkelijk goed-
oppassend militair zwaarder wordt gestraft dan een sujet, welks gedrag
per se te wenschen overlaat.
Wij willen niets afdingen op de juistheid van deze opmerking, doch
vragen: Was het mogelijk, ter zake eene betere regeling te treffen?
Was het niet bespottelijk, dat zooals met een der fuseliers van de onder
mijne hevelen gestelde compagnie is voorgekomen door den militairen
rechter werd bepaald, dat die man, welke reeds in de 2° klasse ivas, na
zijn ontslag uit de detentie, waartoe hij was veroordeeld, moest worden
geplaatst: „in eene klasse van militairen aan eene gestrengere krijgstucht
onderworpen"; dat is: in de 2C klasse van militaire discipline?
Aan dergelijke absurditeit is thans een einde gemaakt door de circu
laire van den Advocaat-Fiskaal voor de Land- en Zeemacht in Nederlandsch-
Indië dd. 14 December 1883, No. 135, gericht aan de Auditeurs-militair.
liet kan o. i. nuttig zijn, dat in de Algemeene Order voor het In
dische Leger No. 10 van 1884 opgenomen stuk onder de aandacht te
brengen ook van hendie de opmerking van Semper estis fideles
lazen, doch niet in het bezit zijn van de Legerorders.
Die circulaire luidt:
Ingevolge artikel 14 van het Koninklijk besluit dd. 13 October 1882,
N°. 26, Indisch Staatsblad 1883, N°. 54, kan door den rechter worden
bepaald, dat mindere militairen, die ter zake van eenig misdrijf tegen
den dienst of de subordinatie, of van herhaalde desertie, tot de straf van
militaire detentie veroordeeld worden, na hun ontslag uit de detentie
worden geplaatst in eene klasse van miltairen aan eene gestrengere,
krijgstucht onderworpen, voor een bij het vonnis te bepalen tijd, één
jaar niet te hoven gaande.
Ofschoon van deze hem gegeven bevoegdheid door den militairen rech
ter over het algemeen een doelmatig gebruik wordt gemaakt, is dit naar